NL1019062C2 - Inrichting voor het melken van dieren. - Google Patents
Inrichting voor het melken van dieren. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1019062C2 NL1019062C2 NL1019062A NL1019062A NL1019062C2 NL 1019062 C2 NL1019062 C2 NL 1019062C2 NL 1019062 A NL1019062 A NL 1019062A NL 1019062 A NL1019062 A NL 1019062A NL 1019062 C2 NL1019062 C2 NL 1019062C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- milk
- measuring
- pattern
- milking
- variable
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/013—On-site detection of mastitis in milk
- A01J5/0136—On-site detection of mastitis in milk by using milk flow characteristics, e.g. differences between udder quarters or differences with previous milking runs
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/007—Monitoring milking processes; Control or regulation of milking machines
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/007—Monitoring milking processes; Control or regulation of milking machines
- A01J5/01—Milkmeters; Milk flow sensing devices
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/013—On-site detection of mastitis in milk
- A01J5/0131—On-site detection of mastitis in milk by analysing the milk composition, e.g. concentration or detection of specific substances
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/013—On-site detection of mastitis in milk
- A01J5/0133—On-site detection of mastitis in milk by using electricity, e.g. conductivity or capacitance
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J5/00—Milking machines or devices
- A01J5/013—On-site detection of mastitis in milk
- A01J5/0138—On-site detection of mastitis in milk by using temperature
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01N—INVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
- G01N21/00—Investigating or analysing materials by the use of optical means, i.e. using sub-millimetre waves, infrared, visible or ultraviolet light
- G01N21/17—Systems in which incident light is modified in accordance with the properties of the material investigated
- G01N21/25—Colour; Spectral properties, i.e. comparison of effect of material on the light at two or more different wavelengths or wavelength bands
- G01N21/27—Colour; Spectral properties, i.e. comparison of effect of material on the light at two or more different wavelengths or wavelength bands using photo-electric detection ; circuits for computing concentration
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01N—INVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
- G01N21/00—Investigating or analysing materials by the use of optical means, i.e. using sub-millimetre waves, infrared, visible or ultraviolet light
- G01N21/84—Systems specially adapted for particular applications
- G01N21/85—Investigating moving fluids or granular solids
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01N—INVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
- G01N33/00—Investigating or analysing materials by specific methods not covered by groups G01N1/00 - G01N31/00
- G01N33/02—Food
- G01N33/04—Dairy products
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Analytical Chemistry (AREA)
- Biochemistry (AREA)
- Immunology (AREA)
- Pathology (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Food Science & Technology (AREA)
- Medicinal Chemistry (AREA)
- Mathematical Physics (AREA)
- Theoretical Computer Science (AREA)
- Spectroscopy & Molecular Physics (AREA)
- Investigating Or Analysing Biological Materials (AREA)
- Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
- Testing Or Calibration Of Command Recording Devices (AREA)
- Investigating Or Analysing Materials By Optical Means (AREA)
- Investigating Or Analyzing Materials By The Use Of Electric Means (AREA)
Description
INRICHTING VOOR HET MELKEN VAN DIEREN
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het melken van een melkdier volgens de aanhef van conclusie 1.
Een dergelijke inrichting, bijvoorbeeld in de vorm 5 van een melkrobot, is op zich bekend. In een dergelijke melkrobot wordt onder meer de gemiddelde waarde van de geleidbaarheid van de melk afkomstig van het melkdier gemeten. Hierbij is dus de waarde van de geleidbaarheid de waarde van een melkvariabele met betrekking tot het melkdier zoals 10 genoemd in de aanhef van conclusie 1. Afhankelijk van de waarde van de gemiddelde geleidbaarheid kan besloten worden of de verkregen melk al dan niet voor verdere verwerking geschikt is. Het is echter gebleken dat de bekende inrichting aan de hand van de gemeten geleidbaarheid soms een foute conclusie 15 trekt, zodat bijvoorbeeld geschikte melk niet voor verdere verwerking wordt gebruikt, maar wordt afgevoerd.
Het is onder meer een doel van de uitvinding een inrichting voor het melken van een melkdier te verschaffen waarmee de beslissing of verkregen melk al dan niet geschikt 20 is voor verder verwerking nauwkeurig kan worden genomen.
Hiertoe bevat een inrichting van de boven beschreven soort volgens de uitvinding de maatregelen volgens het kenmerk van conclusie 1. Het is gebleken dat de aanwezigheid van lucht in het deel van de melk waarvan de waarde van de melkvariabele 25 gemeten wordt de betrouwbaarheid van de meting, en dientengevolge de juistheid van de beslissing voor het al dan niet verder verwerken van de verkregen melk, beïnvloedt. Door de aanwezigheid van lucht in het genoemde deel te bepalen wordt dus de mogelijkheid verschaft meetwaarden die zijn 30 verkregen wanneer lucht in het deel van de melk aanwezig is anders te beoordelen dan wanneer er geen lucht in de melkleiding aanwezig is. Op deze wijze kan een meer correcte beslissing worden genomen omtrent het al dan niet verder 2 verwerken van verkregen melk. Bovendien kan dan op basis van de meetsignalen een nauwkeuriger indicatie omtrent de gezondheid van het dier verkregen worden.
In het bijzonder verwerkt het verwerkingsorgaan het 5 meetsignaal in het geheugen op in afhankelijkheid van de waarde het luchtaanwezigheidssignaal. Hierdoor kan ervoor worden gezorgd dat meetsignalen verkregen bij aanwezigheid van lucht in de melkleiding, ofwel onbetrouwbare meetsignalen, niet verwerkt worden of dat er eerst een compensatie voor de 10 aanwezige lucht aangebracht wordt alvorens de meetsignalen worden verwerkt, zodat alleen met betrouwbare meetsignalen rekening wordt gehouden voor het bepalen of verkregen melk al dan niet verder wordt verwerkt.
In een uitvoering van een inrichting volgens de 15 uitvinding omvat de luchtmeter een luchtstroomsensor.
Alternatief of aanvullend omvat de luchtmeter een geleidbaarheidsmeter voor het meten van de geleidbaarheid van het genoemde deel van de melk. Alternatief of aanvullend omvat de luchtmeter een vacuümmeter. Dergelijke meters zijn 20 op zich bekend en leveren een betrouwbare indicatie voor de aanwezigheid en de mate van lucht in het genoemde deel van de melk.
In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het meetorgaan geschikt voor het gedurende 25 het gehele verloop van de melkbeurt meten van de waarde van de melkvariabele voor het verkrijgen van een meetpatroon van de melkvariabele, en is een geheugen van het verwerkingsorgaan bij voorkeur geschikt voor het opslaan van het meetpatroon. Door niet alleen een bepaalde waarde, maar het gehele patroon 30 ofwel verloop van de variabele gedurende de melkbeurt te gebruiken om te bepalen of verkregen melk al dan niet verder dient te worden verwerkt, kan een nog nauwkeuriger beslissing worden genomen ten aanzien van het al dan niet verder verwerken van de verkregen melk. Het vergelijken van 35 meetpatronen met referentiepatronen blijkt tot meer juiste 3 beslissingen te leiden dan het uitsluitend vergelijken van een enkele meetwaarde.
In het bijzonder is het verwerkingsorgaan voorzien van een middelingsorgaan voor het bepalen van het gemiddelde 5 van een meetpatroon van een melkvariabele, waarbij het van voordeel is dat het geheugen geschikt is voor het opslaan van het gemiddelde meetpatroon. Een dergelijk gemiddeld meetpatroon kan uitstekend worden gebruikt om afwijkingen van dit gemiddelde patroon te bepalen, hetgeen een aanduiding kan 10 zijn dat de toestand van het melkdier anders is dan normaal of dat de door het melkdier verschafte melk anders is dan normaal. Een dergelijk gemiddeld meetpatroon blijkt per dier een nauwkeuriger indicatie voor de afwijking te verschaffen dan een van tevoren vastgestelde referentiewaarde. In het 15 bijzonder wanneer het gemiddelde een zogenaamd voortschrijdend gemiddelde is, dat wil zeggen een gemiddelde over bijvoorbeeld de laatste tien, een ander aantal is eveneens mogelijk, melkbeurten, wordt de mogelijkheid verschaft een correcte beslissing te nemen.
20 In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het geheugen geschikt voor het opslaan van een referent iepatroon.
Hoewel voor alle dieren dezelfde drempels kunnen worden gebruikt heeft het voordeel wanneer het geheugen van 25 het verwerkingsorgaan voor een dier voor een betreffend meetpatroon van een melkvariabele een bovendrempelpatroon en/of een onderdrempelpatroon bevat.
In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het verwerkingsorgaan voorzien van 30 een vergeli jkingsorgaan voor het vergelijken van een momentaan meetpatroon van een melkvariabele met het opgeslagen meetpatroon van de melkvariabele, en voor het afgeven van een vergelijkingssignaal indicatief voor het vergelijkingsresultaat. Aldus kan, wanneer de inrichting is 35 voorzien van een melkleidingsysteem omvattende een aantal 4 leidingen en ten minste één door het vergelijkingssignaal bestuurd orgaan voor het naar een betreffende leiding sturen van melk stromende door het melkleidingsysteem, automatisch ongeschikte melk worden afgevoerd, dan wel geschikte melk 5 voor verdere verwerking worden doorgestuurd.
Teneinde een en ander visueel te kunnen controleren heeft het voordeel wanneer de inrichting een weergeeforgaan omvat voor het weergeven van het vergelijkingssignaal. Wanneer de inrichting een orgaan voor het opwekken van een 10 waarschuwing omvat, welk waarschuwingsorgaan wordt bestuurd door het vergelijkingssignaal, kan in het geval zich een bepaalde situatie voordoet een waarschuwing aan de beheerder van de inrichting worden afgegeven, bijvoorbeeld in de vorm van een geluidssignaal.
15 Bij voorkeur omvat het meetorgaan een kleursensor- meetsysteem voor het meten van de intensiteit van ten minste één golflengteband, in het bijzonder in het zichtbare golflengtegebied, van de van het melkdier verkregen melk, waarbij de variabele de intensiteit van de golflengteband is.
20 In het bijzonder wordt met behulp van het kleursensor-meetsysteem de intensiteit van de afzonderlijke kleuren in de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren vastgesteld. In deze uitvoering is dus de variabele de kleur van de verkregen melk.
25 In een uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het meetorgaan een flowsensor voor het meten van de flow van de melk verkregen tijdens de melkbeurt. Bij voorkeur meet de flowsensor de flow van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren.
30 In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het meetorgaan een op zich bekende geleidbaarheidsmeter voor het meten van de geleidbaarheid van de melk verkregen tijdens de melkbeurt. Bij voorkeur meet de geleidbaarheidsmeter de geleidbaarheid van de melk verkregen 35 uit de afzonderlijke uierkwartieren.
5
In nog een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het meetorgaan een thermometer voor het meten van de temperatuur van de melk verkregen tijdens de melkbeurt. Bij voorkeur meet de thermometer de temperatuur 5 van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren.
In nog een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is het meetorgaan een bestanddeelmeter voor het meten van de hoeveelheid van een bestanddeel van de melk verkregen tijdens de melkbeurt, zoals vet, eiwit, ureum, 10 bacteriën, suikers, vrije vetzuren, kiemen etc. Bij voorkeur meet de bestanddeelmeter de bestanddelen van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren.
In een verdere uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van een middel voor 15 het bepalen van de periode tussen twee opeenvolgende melkbeurten van het melkdier, en is het geheugen geschikt voor het bevatten van een referentiepatroon afhankelijk van de gemeten periode, respectievelijk een bovendrempelpatroon en/of een onderdrempelpatroon afhankelijk van de gemeten periode. 20 Deze uitvoering van de uitvinding berust op het inzicht dat de gemeten waarde van de variabele afhankelijk is van de periode verlopen sinds de laatste melkbeurt van het melkdier, ook wel tussentijd genoemd, ook al blijft de conditie van het melkdier onveranderd. Door volgens de uitvinding in het geheugen 25 verscheidene referentiewaarden voor de variabele op te nemen, waarbij de referentiewaarden afhankelijk zijn van de gemeten periode, kan een nauwkeuriger vergelijking van de gemeten waarden plaatsvinden, zodat een correcte beslissing kan worden genomen of de melk geschikt is voor verdere verwerking of 30 niet. Bovendien kunnen na vergelijking van de gemeten waarden met de referentiewaarden correctere conclusies met betrekking tot de conditie respectievelijk gezondheid van het melkdier worden getrokken. Het meten van de periode kan plaatsvinden door gebruik te maken van een klok die de tijdsperiode tussen 35 tweede opeenvolgende melkbeurten meet. Alternatief kan het 6 aantal koeien dat gemolken is sinds de laatste melkbeurt van het betreffende melkdier een indicatie van de periode zijn. De referentiewaarden zijn dus bijvoorbeeld afhankelijk van de gemeten tijdsperiode of van het aantal koeien dat gemolken is 5 sinds de laatste melkbeurt van het betreffende dier, of van andere variabelen die een tijdsaspect omvatten.
De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven 10 uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont:
Figuur 1 schematisch een inrichting voor het melken van een koe voorzien van een kleursensor-meetsysteem, en
Figuur 2 schematisch een melkbox met een melkrobot voorzien van middelen voor het meten van een variabele met 15 betrekking tot de koe.
Figuur 1 toont een viertal op de spenen van een te melken dier aan te sluiten melkbekers 1, waarvan de melkafvoerslangen 2 uitmonden in een melkglas 3. Op het 20 melkglas 3 is voorts een vacuümleiding 18 aangesloten om in het melkglas 3 zelf, in de melkafvoerslangen 2 en in de melkbekers 1 een onderdruk aan te leggen, nodig om de melkbekers op de spenen van het dier aangesloten te houden, om te kunnen melken en om melk en hierin aanwezige lucht in het 25 melkglas 3 van elkaar te scheiden. Vanuit het melkglas 3 wordt de verkregen melk via een kraan 4, een pomp 5, een terugslagklep 6 en een driewegkraan 7 over een leiding 8 naar een verder niet weergegeven melktank afgevoerd.
In figuur 1 is voorts een kleursensor-meetsysteem 9 30 aangegeven, welk meetsysteem een kleurintensiteitsverwerkings-eenheid (MCS) 10 omvat, waarop via glasvezelkabels 11 een viertal sensoren 12 is aangesloten. Deze sensoren 12 zijn aangebracht in de melkleidingen 2 om de intensiteit van een aantal gedefinieerde kleuren in de melk vast te stellen en om 35 deze intensiteiten representerende signalen toe te voeren aan 7 de verwerkingseenheid 10. Als kleursensor-meetsysteem kan gebruik worden gemaakt van het Modular Color Sensor systeem CS1 van de firma Stracon Messsysteme GmbH, lm Camisch 10, Kahla. De in dit systeem gebruikte sensoren zijn gevoelig voor 5 frequenties in frequentiebanden voor rood (R) , groen (G) en blauw (B) . Per meting worden dan ook drie signalen af gegeven, welke kunnen worden beschouwd als intensiteitswaarden voor deze drie kleuren.
Hoewel tot op heden werd gedacht dat voor melk van 10 een constante samenstelling deze drie intensiteitswaarden een vaste onderlinge relatie hebben, welke relatie onder meer afhankelijk is van de verontreinigingen en bestanddelen in de melk, is gebleken dat voor bepaalde melkdieren de relatie tussen de drie intensiteitswaarden afhankelijk is van de 15 tussentijd, met andere woorden afhankelijk is van de periode gelegen tussen twee opeenvolgende melkbeurten. Deze periode kan een tijdsperiode zijn of een periode afhankelijk van andere variabelen, zoals in het bijzonder het aantal koeien dat gemolken is sinds de laatste melkbeurt van de betreffende 20 koe.
De kleurintensiteitsverwerkingseenheid (MCS) 10 omvat een computer (PC) 13 (in de figuur voor de duidelijkheid afzonderlijk van de kleurintensiteitsverwerkingseenheid (MCS) weergegeven), waarin voor elk te melken dier een 25 gegevensbestand aanwezig is waarin alle voor het melken van een desbetreffend dier benodigde gegevens zijn opgeslagen.
Gedurende het gehele verloop van een melkbeurt worden ook de verkregen drie intensiteitswaarden van de desbetreffende kleuren in de melk opgeslagen. Deze bij elke 30 melkbeurt opgeslagen intensiteitswaarden vormen aldus een kleurmeetpatroon. Uit de kleurmeetpatronen die voor een bepaald dier tijdens een gedefinieerd aantal (bijvoorbeeld tien, maar een ander aantal is ook mogelijk), laatst plaatsgevonden hebbende, melkbeurten zijn verkregen, kan het 35 voortschrijdend gemiddelde worden bepaald. Bij de middeling 8 worden bij voorkeur melkbeurten gebruikt met dezelfde tussentijd. De bij een volgende melkbeurt met dezelfde tussentijd verkregen kleurpatronen kunnen met dit voortschrijdend gemiddelde kleurmeetpatroon worden vergeleken, 5 dat wil zeggen het laatst verkregen kleurmeetpatroon van elk van de drie kleuren kan worden vergeleken met het corresponderende, als voortschrijdend gemiddelde in de computer vastgelegde kleurmeetpatroon (bij voorkeur behorende bij eenzelfde tussentijd). Met andere woorden, de 10 kleurmeetpatronen worden zowel onderling als met overeenkomstige kleurmeetpatronen, vastgelegd tijdens één of meer eerdere melkbeurten (bij voorkeur met dezelfde tussentijd) vergeleken. Dit vergelijkingsproces vindt plaats in de computer 13, die tevens als vergelijkingsorgaan 15 functioneert. Vervolgens kunnen de resultaten van dit vergelijkingsproces op zodanige wijze op een weergeeforgaan worden weergegeven, dat hieruit rechtstreeks de aanwezigheid van bepaalde stoffen, zoals verontreinigingen, in de melk kan worden afgelezen. Deze resultaten kunnen via de leiding 14 20 worden toegevoerd aan een beeldscherm of aan een printer.
In plaats van het bepalen van het voortschrijdend gemiddelde van het kleurmeetpatroon voor elk van de kleuren kan ook op een andere manier voor elke kleur een ijkpatroon, zoals in het bijzonder een referentiepatroon, respectievelijk 25 een onderdrempelpatroon of een bovendrempelpatroon worden vastgesteld. Het is mogelijk ijkpatronen te hanteren die zouden kunnen gelden voor de van alle dieren of van een groep dieren verkregen melk. In dat geval zal het niet noodzakelijk zijn om in elk van de melkafvoerslangen 2 een sensor 12 aan te 30 brengen, maar kan in het melkglas 3 een overloopbakj e 17 worden aangebracht, in welk bakje een dergelijke sensor 12' is aangebracht, welke via een, met een "gestreepte" lijn 11' weergegeven, glasvezelkabel is aangesloten op de verwerkingseenheid 10. Als verder alternatief kan een sensor 35 12" onderin het melkglas 3 worden geplaatst. Ook dan dient 9 deze weer via een glasvezelkabel 11" te zijn aangesloten op de verwerkingseenheid 10.
In alle gevallen geldt echter dat, wanneer blijkt dat zich in de melk ontoelaatbare hoeveelheden van ongewenste 5 stoffen bevinden, door de computer 13 over de leiding 15 een signaal wordt afgegeven aan de driewegkraan 7, via welke kraan en de daarop aangesloten afvoerleiding 16 de melk met deze ongewenste stoffen afzonderlijk kan worden afgevoerd.
Wanneer bijvoorbeeld in de melk bloed is terechtge-10 komen, dan zal het kleurmeetpatroon, door de sensor 12 afgegeven voor de kleur rood, een ander patroon zijn dan wanneer zich geen bloed in de melk bevindt. Dit kleurmeetpatroon zal dan hoger zijn dan het op grond van het voortschrijdend gemiddelde kleurmeetpatroon of hoger zijn dan 15 het gehanteerde ijkpatroon (bij voorkeur afhankelijk van de vergelijking met patronen behorende tot dezelfde tussentijd). Ook wanneer zich geen verontreinigingen in de melk bevinden, kunnen toch gedurende de melkbeurt veranderingen worden vastgesteld in de concentratie van normaal in de melk 20 aanwezige stoffen. Het is verder gebleken dat de kleurmeetpatronen voor de drie kleuren voor verschillende dieren een verschillende onderlinge verhoudingswaarde hebben. Vandaar dat het gunstig is om de kleurmeetpatronen voor elk dier bij elke melkbeurt apart te bepalen en te vergelijken met 25 ijkpatronen of, in het bijzonder, met voortschrijdende gemiddelde kleurmeetpatronen vastgesteld voor dit specifieke dier (en bij voorkeur behorende tot dezelfde tussentijd).
Een voorbeeld van de afhankelijkheid van de gemeten kleurintensiteit (en dus van het gemeten kleurpatroon) van de 30 tussentijd, welke afhankelijkheid met het bovengenoemde kleursensor-meetsysteem duidelijk is gebleken, wordt hierna gegeven. Verder is gebleken dat deze afhankelijkheid reproduceerbaar is. Voor een bepaalde koe is gebleken dat de intensiteit van de blauwe frequentieband op een bepaalde 35 manier stijgt als de tijdsperiode, de tussentijd, toeneemt.
10
Tevens neemt de intensiteit toe wanneer er meer koeien sinds de laatste melkbeurt gemolken zijn. Verder is gebleken dat de intensiteit van de groene frequentieband een bepaalde, lichte daling vertoont bij toenemende tussentijd. De intensiteit van 5 de rode frequentieband vertoonde een bepaalde lichte stijging. Voor deze koe bleek de totale som van de intensiteiten met toenemend interval tot een maximale waarde te stijgen en bij verdere toename aan tussentijd via een bepaald patroon af te nemen. De waarde van de intensiteit in de rode f requentieband 10 verminderd met de waarde van de blauwe frequentieband bleek bij deze koe een met toenemende tussentijd dalend patroon te vertonen, terwijl het quotiënt van de intensiteit in de rode frequentieband en de intensiteit in de groene frequentieband met toenemende tussentijd steeg tot een maximale waarde en bij 15 verdere stijging in de tussentijd constant bleef. Het zal duidelijk zijn dat bij vergelijking van de melk verkregen van deze koe bij elke tussentijd een andere referentiewaarde of patroon dient te worden genomen om te beslissen of de verkregen melk geschikt is voor verdere verwerking of niet.
20 Verder is gebleken dat de kleurintensiteit per kwartier kan verschillen, zodat het, teneinde te kunnen beslissen of melk verkregen van een kwartier al dan niet verder verwerkt kan worden, voordelig is de kleurmeetpatronen per dier, per kwartier, en bij voorkeur per tussentijd, te 25 vergelijken.
Verder is gebleken dat het flowpatroon van de melk verkregen tijdens de melkbeurt per dier verschillend is, en verder afhankelijk is van de tussentijd. Ook hier dient dus, teneinde een correcte beslissing te kunnen nemen omtrent het 30 al dan niet verder verwerken van de verkregen melk, het gemeten patroon van de flow vergeleken te worden met een referentiepatroon voor die tussentijd. Hierbij wordt opgemerkt dat een flowsensor voor het meten van de flow van de melk verkregen tijdens de melkbeurt op zich bekend is. In het 35 bijzonder meet de flowsensor het flowpatroon van de melk 11 verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren.
Verder is gebleken dat het patroon van de geleidbaarheid over de gehele melkbeurt per dier of per groep dieren verschillend kan zijn, en een nauwkeuriger beslissing 5 omtrent het al dan niet verder verwerken van de verkregen melk kan verschaffen dan alleen een enkele meetwaarde. Daarnaast stijgt de geleidbaarheid van de verkregen melk voor de genoemde koe met toenemende tussentijd. Een geleidbaarheidsmeter voor het meten van het 10 geleidbaarheidspatroon van de melk verkregen tijdens de melkbeurt, in het bijzonder per kwartier, kan dan gebruikt worden teneinde een correcte beslissing te nemen omtrent het al dan niet verder verwerken van de verkregen melk (eventueel per kwartier) .
15 Verder is gebleken dat de temperatuur van de verkregen melk voor de genoemde koe stijgt met toenemende tussentijd. Een thermometer voor het meten van het temperatuurpatroon van de melk verkregen tijdens de melkbeurt, in het bijzonder voor het meten van het temperatuurpatroon van 20 de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren, kan dan worden gebruikt teneinde een correcte beslissing te nemen omtrent het al dan niet verder verwerken van de verkregen melk (eventueel per kwartier en/of per tussentijd).
Bovendien is gebleken dat voor de genoemde koe het 25 vetgehalte van de verkregen melk volgens een bepaalde curve afneemt met toenemende tussentijd. Ook voor andere bestanddelen blijkt een afhankelijkheid te zijn tussen de hoeveelheid en de tussentijd. Een bestanddeelmeter voor het meten van het hoeveelheidspatroon van een bestanddeel van de 30 melk verkregen tijdens de melkbeurt, zoals vet, eiwit, ureum, bacteriën, suikers, vrije vetzuren, kiemen etc., in het bijzonder het bestanddeelpatroon van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren, kan dan worden gebruikt teneinde een correcte beslissing te nemen omtrent het al dan niet 35 verder verwerken van de verkregen melk (eventueel per kwartier 12 en/of per tussentijd).
De bovengenoemde verbanden zijn niet alleen bij een bepaalde koe gevonden, maar alle koeien blijken melk te verschaffen waarvan de meetbare variabelen een koe-afhankelijk 5 patroon vertonen. Een bepaald patroon voor de ene koe kan dan duiden op melk die voor verdere verwerking geschikt is, terwijl datzelfde patroon gemeten aan melk verkregen van een andere koe kan duiden op melk die niet geschikt is voor verdere verwerking.
10 Een normaal meetpatroon kan een vooraf bepaald referentiepatroon zijn, of een voor een dier (bij voorkeur per tussentijd) gemiddeld meetpatroon. Hiertoe is een middelingsorgaan voorzien voor het bepalen van het gemiddelde van een meetpatroon van een melkvariabele. Daarnaast zijn ook 15 andere referentiepatronen mogelijk (bijvoorbeeld een bovendrempelpatroon en/of een onderdrempelpatroon).
In figuur 2 is schematisch een melkbox 19 met een melkrobot 20 weergegeven, waarbij de uitvinding in het bijzonder van toepassing is. Hierin worden verscheidene 20 meetorganen voor het meten van het patroon van de waarden van variabelen met betrekking tot de koe schematisch weergegeven.
Verder wordt teneinde de gezondheid van de koe 22 te meten de hartslag gemeten door middel van een band 21 met hartslagmeter om de poot of de buik van de koe 22. Alternatief 25 of aanvullend kan een op zich bekende hartslagmeter op de koe 22 zijn aangebracht nabij een plaats van een slagader, hierbij kan bijvoorbeeld aan de uier of een oor van de koe worden gedacht. Een geschikt hartbewakingssysteem is bijvoorbeeld verkrijgbaar bij Polar Electro Oy, Helsinki, Finland. 30 Alternatief kan een hartslagmeter in ten minste één van de melkbekers 23 zijn opgenomen.
In de melkbox 19 kunnen één of meer camera's 24 zijn geplaatst voor het observeren en meten van de activiteit van de koe 22, hetgeen ook kan worden gebruikt voor het bewaken 35 van de gezondheidstoestand van de koe 22. De videobeelden 13 worden door op zich bekende bewegingsherkennings-programmatuur geanalyseerd om activiteitsparameters zoals stappen, schoppen en dergelijke te kunnen bepalen. Hiertoe wordt het beeld per koe 22 vergeleken met historisch opgeslagen gegevens van de 5 koe 22. Verder kan zijn voorzien in een stappenteller 25, een spiercontractiemeter 26 en/of een spiertrillingsmeter 27 voor het bepalen van de activiteit van de koe 22. Daarnaast wordt de melkgift gemeten door een hoeveelheidmeter 32 ofwel giftmeter.
IQ Een flowsensor 28 meet het flowpatroon van de melk verkregen tijdens een melkbeurt. Een geleidbaarheidsmeter 29 meet het geleidbaarheidspatroon van de tijdens een melkbeurt verkregen melk. Een thermometer 30 meet het temperatuurpatroon van de tijdens een melkbeurt verkregen melk. Een 15 bestanddeelmeter 31 meet het bestanddeelhoeveelheidspatroon, bijvoorbeeld eiwit en vet, in de tijdens de melkbeurt verkregen melk. Al deze meetgegevens worden door de meetorganen verzonden naar of uitgelezen door een verwerkingsorgaan 33 bevattende een computer met een geheugen. 20 Naast de meetgegevens slaat het verwerkingsorgaan 33 bij voorkeur ook de tijdsperiode op welke is verstreken sinds hetzelfde dier is gemolken respectievelijk wordt het aantal koeien dat sinds de laatste melkbeurt is gemolken opgeslagen. Hiertoe bevat het verwerkingsorgaan 33 een klok (niet 25 expliciet weergegeven, maar impliciet in de computer aanwezig) voor het bepalen van de tijdsperiode tussen twee opeenvolgende melkbeurten van het melkdier. Alternatief kan het verwerkingsorgaan een teller bevatten voor het tellen van het aantal koeien sinds de laatste melkbeurt van de betreffende 30 koe. In het geheugen van de computer van het verwerkingsorgaan 33 zijn per tussentijd, per dier of per groep dieren, eventueel per kwartier, en per melkvariabele referentiepatronen opgeslagen, respectievelijk worden deze referentiepatronen opgewekt door het systeem zelf. Het 35 verwerkingsorgaan 33 omvat een (niet weergegeven) 14 vergelijkingsorgaan voor het vergelijken van het gemeten patroon van de variabele met de opgeslagen referentiepatronen. Het vergelijkingsorgaan geeft een vergelijkingssignaal af waarvan de waarde afhankelijk is van het 5 vergelijkingsresultaat, en dat aldus indicatief is voor het vergelijkingsresultaat. Dit vergelijkingssignaal kan op een weergeeforgaan, zoals een beeldscherm 34, worden weergegeven. Zoals boven beschreven kan het vergelijkingssignaal tevens worden gebruikt om een kraan of dergelijke te sturen, zodat de 10 verkregen melk al dan niet verder kan worden verwerkt. Mocht het vergelijkingssignaal op een afwijking duiden, dan kan tevens door het vergelijkingssignaal een orgaan voor het opwekken van een waarschuwing (zoals bijvoorbeeld een luidspreker) worden bestuurd voor het afgeven van een voor een 15 beheerder van de inrichting waarneembaar signaal (bijvoorbeeld een geluid).
Het zal duidelijk zijn dat de meetpatronen afzonderlijk kunnen worden gebruikt, maar dat er ook combinaties van meetpatronen van verschillende variabelen 20 kunnen worden gebruikt voor het bepalen of melk al dan niet verder dient te worden verwerkt (dan wel om te bepalen of de toestand van een melkdier binnen de normen valt). Zo kan een gewichtsfactor aan bepaalde parameters of vergelijkingsresultaten worden gegeven voor het op een 25 gewenste wijze combineren van de verkregen meetpatronen.
Zoals beschreven toont figuur 2 een zijaanzicht van een melkbox 19 met daarin een koe 22. De melkbox 19 is voorzien van een melkrobot 20 met melkbekers 23 die met behulp van de melkrobot 2 0 automatisch op de spenen van de koe 22 30 worden aangesloten. Nabij de voorzijde van de melkbox 19 is verder een voertrog aangebracht waarin krachtvoer gedoseerd kan worden toegevoerd. Andere elementen van de melkbox en robot zijn voor de duidelijkheid van de tekening niet weergegeven.
15
Teneinde uitsluitend correcte meetsignalen te gebruiken bij de beslissing om verkregen melk al dan niet verder te verwerken, wordt volgens de uitvinding de aanwezigheid van lucht in het deel van de melk bepaald, van 5 welk deel tevens de waarde van de betreffende variabele wordt bepaald. Dergelijke lucht blijkt, in afhankelijkheid van de mate daarvan, de metingen ongewenst te kunnen verstoren. De aanwezigheid van lucht in het genoemde deel van de melk kan op een op zich bekende wijze worden bepaald door een 10 luchtstroomsensor en/of een geleidbaarheidsmeter en/of een vacuümmeter. Een dergelijke meter verschaft een zogenaamd luchtaanwezigheidssignaal dat eventueel de hoeveelheid lucht kan aangeven. Aangezien dergelijke meters op zich bekend zijn wordt een nadere beschrijving daarvan achterwege gelaten. 15 Wanneer een dergelijke meter lucht detecteert of detecteert dat een bepaalde vooraf in te stellen minimumhoeveelheid lucht in het genoemde deel van de melk is overschreden, dan kan het luchtaanwezigheids-signaal het verwerkingsorgaan zodanig sturen dat de gemeten waarden van de melkvariabele 20 niet in verwerkt worden, bijvoorbeeld niet in het geheugen worden opgeslagen, of eerst worden gecompenseerd alvorens verder verwerkt te worden. Aldus worden onbetrouwbare metingen ofwel niet meegenomen bij de beslissing of verkregen melk al dan niet verder dient te worden verwerkt en/of niet 25 dient te worden meegenomen bij het bepalen van het gemiddelde meetpatroon voor de melkvariabele of worden onbetrouwbare metingen eerste gecompenseerd voor de aanwezigheid van lucht.
Is lucht in het genoemde deel van de melk aanwezig, dan kan een waarschuwing aan de beheerder van de inrichting 30 worden afgegeven. Deze beheerder kan na controle alsnog beslissen of de gemeten waarden als correct beschouwd dienen te worden of dat de gemeten waarden gewist dienen te worden. Hiertoe kunnen dergelijke meetwaarden bij aanwezigheid van lucht, bijvoorbeeld in een afzonderlijk geheugen, worden 35 opgeslagen. Door vooraf een minimumdrempel van lucht in te 16 stellen, kan ervoor worden gezorgd dat wanneer de lucht aanwezig in het genoemde deel van de melk deze minimumwaarde overschrijdt deze meetwaarden automatisch worden gewist. Het automatisch wissen van meetwaarden gemeten bij aanwezigheid 5 van lucht in de melkleiding is mogelijk, hoewel hierdoor in sommige gevallen correcte meetwaarden ongewenst kunnen worden gewist.
Claims (27)
1. Inrichting voor het melken van een melkdier, zoals een koe, waarbij de inrichting is voorzien van een melkleiding (2) , een meet orgaan voor het meten van een waarde van ten minste één melkvariabele van een deel van de melk stromende 5 door de melkleiding (2) gedurende een melkbeurt van een melkdier, en van een verwerkingsorgaan (33), waarbij het meetorgaan geschikt is voor het opwekken van een meetsignaal indicatief voor de gemeten waarde van de melkvariabele en voor het aan het verwerkingsorgaan afgeven van het meetsignaal, met 10 het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een luchtmeter voor het bepalen van de aanwezigheid van lucht in het genoemde deel van de melk en voor het aan het verwerkingsorgaan (33) afgeven van een luchtaanwezigheidssignaal.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 15 het verwerkingsorgaan (33) het meetsignaal verwerkt in afhankelijkheid van de waarde van het luchtaanwezigheidssignaal.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de luchtmeter een luchtstroomsensor omvat.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de luchtmeter een geleidbaarheidsmeter (2 9) voor het meten van de geleidbaarheid van het genoemde deel van de melk omvat.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de luchtmeter een vacuümmeter omvat.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meetorgaan geschikt is voor het gedurende het gehele verloop van de melkbeurt meten van de waarde van de melkvariabele voor het verkrijgen van een 30 meetpatroon van de melkvariabele.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het verwerkingsorgaan (33) is voorzien van een middelingsorgaan voor het bepalen van het gemiddelde van een meetpatroon van een melkvariabele.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een geheugen van het verwerkingsorgaan geschikt is voor het 5 opslaan van het gemiddelde meetpatroon.
9. Inrichting volgens conclusie 6, 7 of 8, met het kenmerk, dat een geheugen van het verwerkingsorgaan geschikt is voor het opslaan van een referentiepatroon.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 6 10 tot en met 9, met het kenmerk, dat een geheugen van het verwerkingsorgaan (33) voor een melkdier voor een betreffend meetpatroon van een melkvariabele een bovendrempelpatroon en/of een onderdrempelpatroon bevat.
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 6 15 tot en met 10, met het kenmerk, dat het verwerkingsorgaan is voorzien van een vergelijkingsorgaan voor het vergelijken van een momentaan meetpatroon van een melkvariabele met het opgeslagen meetpatroon van de melkvariabele, en voor het afgeven van een vergelijkingssignaal indicatief voor het 20 vergelijkingsresultaat.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een melkleidingsysteem omvattende een aantal melkleidingen (2) en ten minste één door het vergelijkingssignaal bestuurd orgaan voor het naar 25 een betreffende leiding sturen van melk stromende door het melkleidingsysteem.
13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de inrichting een weergeeforgaan omvat voor het weergeven van het vergelijkingssignaal.
14. Inrichting volgens conclusie 11, 12 of 13, met het kenmerk, dat de inrichting een orgaan voor het opwekken van een waarschuwing omvat, welk waarschuwingsorgaan wordt bestuurd door het vergelijkingssignaal.
15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat het meetorgaan een kleursensor- meetsysteem (9) omvat voor het meten van de intensiteit van ten minste één golflengteband, in het bijzonder in het zichtbare golflengtegebied van de van het melkdier verkregen melk, waarbij de variabele de intensiteit van de 5 golflengteband is.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat met behulp van het kleursensor-meetsysteem (9) de intensiteit van de afzonderlijke kleuren in de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren wordt vastgesteld.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meetorgaan een flowsensor (28) is voor het meten van de flow van de melk verkregen tijdens de melkbeurt.
18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, 15 dat de flowsensor (2 8) de flow van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren meet.
19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meetorgaan een geleidbaarheidsmeter (29) is voor het meten van de geleidbaarheid van de melk 20 verkregen tijdens de melkbeurt.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de geleidbaarheidsmeter (29) de geleidbaarheid van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren meet.
21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat het meetorgaan een thermometer (30) is voor het meten van de temperatuur van de melk verkregen tijdens de melkbeurt.
22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de thermometer (30) de temperatuur van de melk verkregen 30 uit de afzonderlijke uierkwartieren meet.
23. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meetorgaan een bestanddeelmeter (31) is voor het meten van de hoeveelheid van een bestanddeel van de melk verkregen tijdens de melkbeurt, zoals vet, eiwit, 35 ureum, bacteriën, suikers, vrije vetzuren, kiemen etc.
24· Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de bestanddeelmeter (31) de bestanddelen van de melk verkregen uit de afzonderlijke uierkwartieren meet.
25· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een middel voor het bepalen van de periode tussen twee opeenvolgende melkbeurten van het melkdier, en dat het geheugen geschikt is voor het bevatten van een referentiepatroon afhankelijk van de gemeten periode respectievelijk een bovendrempelpatroon en/of 10 een onderdrempelpatroon afhankelijk van de gemeten periode.
26· Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat het middel voor het bepalen van de periode een klok omvat voor het meten van de tijdsperiode tussen tweede opeenvolgende melkbeurten.
27. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat het middel een teller is voor het tellen van het aantal melkdieren dat gemolken is sinds het betreffende melkdier voor het laatst gemolken is.
Priority Applications (8)
| Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
|---|---|---|---|
| NL1019062A NL1019062C2 (nl) | 2001-09-28 | 2001-09-28 | Inrichting voor het melken van dieren. |
| IL15155702A IL151557A0 (en) | 2001-09-28 | 2002-09-02 | A device for milking animals |
| CA002403742A CA2403742C (en) | 2001-09-28 | 2002-09-16 | A device for milking animals |
| EP02078769A EP1297741B1 (en) | 2001-09-28 | 2002-09-16 | A device for milking animals |
| DE60210885T DE60210885T2 (de) | 2001-09-28 | 2002-09-16 | Vorrichtung zum Melken eines milchgebenden Tieres |
| DK02078769T DK1297741T3 (da) | 2001-09-28 | 2002-09-16 | Indretning til malkning af dyr |
| JP2002275153A JP2003116386A (ja) | 2001-09-28 | 2002-09-20 | 動物の搾乳装置 |
| US10/259,513 US20030061993A1 (en) | 2001-09-28 | 2002-09-30 | Device for milking animals |
Applications Claiming Priority (2)
| Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
|---|---|---|---|
| NL1019062 | 2001-09-28 | ||
| NL1019062A NL1019062C2 (nl) | 2001-09-28 | 2001-09-28 | Inrichting voor het melken van dieren. |
Publications (1)
| Publication Number | Publication Date |
|---|---|
| NL1019062C2 true NL1019062C2 (nl) | 2003-04-02 |
Family
ID=19774088
Family Applications (1)
| Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
|---|---|---|---|
| NL1019062A NL1019062C2 (nl) | 2001-09-28 | 2001-09-28 | Inrichting voor het melken van dieren. |
Country Status (8)
| Country | Link |
|---|---|
| US (1) | US20030061993A1 (nl) |
| EP (1) | EP1297741B1 (nl) |
| JP (1) | JP2003116386A (nl) |
| CA (1) | CA2403742C (nl) |
| DE (1) | DE60210885T2 (nl) |
| DK (1) | DK1297741T3 (nl) |
| IL (1) | IL151557A0 (nl) |
| NL (1) | NL1019062C2 (nl) |
Families Citing this family (7)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| RU2360405C2 (ru) * | 2004-07-13 | 2009-07-10 | Делавал Холдинг Аб | Регулируемый источник вакуума |
| SE531046C2 (sv) * | 2007-04-03 | 2008-12-02 | Delaval Holding Ab | En metod i ett mjölkningssystem för att skapa en erfordrad vakumnivå och datorprogramprodukter |
| EP2555610B1 (en) * | 2010-04-09 | 2015-06-03 | DeLaval Holding AB | Arrangement and method for analyzing milk |
| WO2014014397A1 (en) * | 2012-07-20 | 2014-01-23 | Delaval Holding Ab | A rotary milking parlour and a method for such a rotary milking parlour |
| US9743634B2 (en) * | 2012-12-24 | 2017-08-29 | Lely Patent N.V. | Method and apparatus for monitoring a milking process |
| EP3472764A1 (en) * | 2016-06-17 | 2019-04-24 | DeLaval Holding AB | Method and arrangement for dairy animal management |
| KR102363145B1 (ko) * | 2021-06-15 | 2022-02-15 | 대한민국(농촌진흥청장) | 가축용 자동착유장치 |
Citations (5)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| US5416417A (en) * | 1991-05-08 | 1995-05-16 | S.A.E. Afikim | Method and system for investigating mastitis of a cow by measuring electrical conductivity of milk |
| WO1997047187A1 (en) * | 1996-06-14 | 1997-12-18 | Alfa Laval Agri Ab | A system and a method for monitoring the physical condition of a herd of livestock |
| WO1999031965A1 (en) * | 1997-12-19 | 1999-07-01 | Alfa Laval Agri Ab | A method and an apparatus for udder-emptying control |
| EP1000535A1 (en) * | 1998-11-12 | 2000-05-17 | Maasland N.V. | A method of establishing the presence of specific substances in milk and an implement for applying the same |
| WO2001019170A1 (en) * | 1999-09-15 | 2001-03-22 | Delaval Holding Ab | An arrangement for automatically milking animals |
Family Cites Families (5)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| US5272997A (en) * | 1989-02-27 | 1993-12-28 | C. Van Der Lely N.V. | Milking apparatus |
| US5275124A (en) * | 1989-02-27 | 1994-01-04 | C. Van Der Lely N.V. | Milking apparatus |
| NL193553C (nl) * | 1989-02-27 | 2003-01-10 | Lely Entpr Ag | Melkinstallatie. |
| US5195456A (en) * | 1989-02-27 | 1993-03-23 | C. Vander Lely N.V. | Milking apparatus |
| US6217437B1 (en) * | 1999-11-05 | 2001-04-17 | Lab Products, Inc. | Double-sided work station |
-
2001
- 2001-09-28 NL NL1019062A patent/NL1019062C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2002
- 2002-09-02 IL IL15155702A patent/IL151557A0/xx unknown
- 2002-09-16 CA CA002403742A patent/CA2403742C/en not_active Expired - Fee Related
- 2002-09-16 DE DE60210885T patent/DE60210885T2/de not_active Expired - Lifetime
- 2002-09-16 EP EP02078769A patent/EP1297741B1/en not_active Revoked
- 2002-09-16 DK DK02078769T patent/DK1297741T3/da active
- 2002-09-20 JP JP2002275153A patent/JP2003116386A/ja not_active Withdrawn
- 2002-09-30 US US10/259,513 patent/US20030061993A1/en not_active Abandoned
Patent Citations (5)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| US5416417A (en) * | 1991-05-08 | 1995-05-16 | S.A.E. Afikim | Method and system for investigating mastitis of a cow by measuring electrical conductivity of milk |
| WO1997047187A1 (en) * | 1996-06-14 | 1997-12-18 | Alfa Laval Agri Ab | A system and a method for monitoring the physical condition of a herd of livestock |
| WO1999031965A1 (en) * | 1997-12-19 | 1999-07-01 | Alfa Laval Agri Ab | A method and an apparatus for udder-emptying control |
| EP1000535A1 (en) * | 1998-11-12 | 2000-05-17 | Maasland N.V. | A method of establishing the presence of specific substances in milk and an implement for applying the same |
| WO2001019170A1 (en) * | 1999-09-15 | 2001-03-22 | Delaval Holding Ab | An arrangement for automatically milking animals |
Also Published As
| Publication number | Publication date |
|---|---|
| CA2403742A1 (en) | 2003-03-28 |
| EP1297741B1 (en) | 2006-04-26 |
| CA2403742C (en) | 2010-01-05 |
| EP1297741A3 (en) | 2003-09-17 |
| DK1297741T3 (da) | 2006-08-21 |
| IL151557A0 (en) | 2003-04-10 |
| EP1297741A2 (en) | 2003-04-02 |
| DE60210885T2 (de) | 2006-11-16 |
| DE60210885D1 (de) | 2006-06-01 |
| US20030061993A1 (en) | 2003-04-03 |
| JP2003116386A (ja) | 2003-04-22 |
| EP1297741A9 (en) | 2005-11-09 |
Similar Documents
| Publication | Publication Date | Title |
|---|---|---|
| EP0836802B1 (en) | A method of and an implement for milking animals automatically | |
| NL1019061C2 (nl) | Werkwijze voor het verzamelen van meetgegevens tijdens het automatisch melken van een dier. | |
| NL1019062C2 (nl) | Inrichting voor het melken van dieren. | |
| NL1019059C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren. | |
| CN104334011A (zh) | 用于特别是在挤奶过程期间确定奶的质量和/或成分的方法 | |
| EP2086310B1 (en) | Method for detecting mastitis of milking animals, a milking system and a computer program product | |
| NL1019060C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het melken van een melkdier. | |
| NL1002600C2 (nl) | Hoeveelheidsmeter en inrichting voor het melken van dieren, voorzien van een dergelijke meter. | |
| NL193759C (nl) | Werkwijze voor het onderzoeken van mastitis van een koe door het meten van de elektrische geleiding van melk. | |
| US20070209595A1 (en) | Milking Method And Apparatus | |
| EP0666475B1 (en) | A construction for milking animals | |
| NL1018649C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het melken van een dier, en inrichting voor het reinigen van een speen en/of kwartier van een dier. | |
| NL2036467B1 (en) | A method and apparatus using an animal milking measurement unit for independently analyzing a milk flow | |
| US20240074400A1 (en) | Quality sensor, computer-implemented method of predicting inhomogeneities in milk extracted from an animal, computer program and non-volatile data carrier | |
| EP0665434B1 (en) | A construction for milking animals |
Legal Events
| Date | Code | Title | Description |
|---|---|---|---|
| V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20120401 |