NL1021536C1

NL1021536C1 - Inrichting voor het houden van vloeistoffen, in het bijzonder dranken.

Info

Publication number: NL1021536C1
Application number: NL1021536A
Authority: NL
Inventors: Antonio Guiseppe Perra
Original assignee: Bound2B B V
Priority date: 2002-09-26
Filing date: 2002-09-26
Publication date: 2004-03-29
Also published as: WO2004028918A1; US20040060935A1

Description

*

Inrichting voor het houden van vloeistoffen, in het bijzonder dranken

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het houden van vloeistoffen, in het bijzonder dranken, omvattende: een bodemelement, ten minste één op het 5 bodemelement aansluitende zijwand, een op afstand van het bodemelement op de zijwand aansluitend topelement, welk topelement is voorzien van ten minste één eerste doorvoeropening voor vloeistof, en een aan een van het bodemelement afgekeerde zijde van het topelement gepositioneerd, met het topelement verbonden afsluitelement, zodanig dat de onderlinge oriëntatie tussen topelement en het afsluitelement wijzigbaar 10 is, waardoor drankdoorvoer door de eerste doorvoeropening kan plaatsvinden respectievelijk worden geblokkeerd. De uitvinding heeft tevens betrekking op een afsluiter voor een drankblikje.

De in aanhef genoemde vloeistofhouder is reeds lange tijd bekend. Alzo beschrijft het 15 Amerikaanse octrooischrift US 4,077,538 een herafsluitbaar blikje voor dranken of andersoortige levensmiddelen. Het bekende blikje is tevens opgebouwd uit een bodemelement, een met het bodemelement verbonden cilindrische wand, en een met de wand verbonden topelement. Het topelement is voorzien van een doorvoeropening voor drank. Het blikje is verder voorzien van een met het topelement verbonden roteerbaar 20 afsluitelement. Het afsluitelement is bij voorkeur opgebouwd uit een non-permeabele lip die desgewenst de doorvoeropening kan bedekken dan wel vrij kan laten waardoor drankdoorvoer aldus respectievelijk verhinderd kan worden en mogelijk kan worden gemaakt. Het voordeel van het bekende blikje is dat het blikje herafsluitbaar is, waardoor de inhoud van het blikje niet in één maal geconsumeerd hoeft te worden, maar 25 desgewenst in porties op verschillende tijdstippen geconsumeerd kan worden. Het door de lip afsluiten van de doorvoeropening van het blikje komt enigszins ten goede aan de conservering van de inhoud van het blikje, maar voorkomt voornamelijk dat de inhoud van het blikje zich op eenvoudige wijze uit het blikje verwijdert of kan verwijderen. Naast voomoemd voordeel heeft het bekende blikje tevens nadelen. Eén van de nadelen 30 van het bekende blikje is dat de onderlinge oriëntatie van het afsluitelement en het topelement onder invloed van geringe externe belasting wijzigbaar is, waardoor de lip zich vanuit een de doorvoeropening bedekkende toestand zich doorgaans makkelijk zal verplaatsen naar een de doorvoeropening (gedeeltelijk) onbedekkende toestand. Het » 1021 536 2 t · voornoemde beoogde voordeel van het voorkomen van het zich uit het blikje verwijderen van de inhoud zal alsdan niet langer opgaan.

De uitvinding heeft tot doel het, onder handhaving van het voordeel van de stand van 5 techniek, verschaffen van een verbeterde herafsluitbare inrichting voor het houden van vloeistoffen, in het bijzonder dranken, zonder bovengenoemd nadeel.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting volgens het in aanhef genoemde type, met het kenmerk, dat het afsluitelement in ten minste één voorkeurspositie ten opzichte 10 van het topelement fixeerbaar is waarin het afsluitelement de eerste doorvoeropening ten minste in hoofdzaak afdekt. Alzo kan de inrichting op geborgde wijze worden afgesloten, waardoor ongewenst en onverwachts wijzigen van de onderlinge oriëntatie van het afsluitelement en het topelement van een de eerste doorvoeropening bedekkende toestand naar een de doorvoeropening onbedekkende toestand voorkomen kan worden.

15 De eerste doorvoeropening kan aldus niet ongecontroleerd door bijvoorbeeld een (geringe) externe belasting worden geopend, maar slechts door één of meerdere gecontroleerde handelingen die - in een al dan niet specifieke volgorde - worden uitgevoerd door een gebruiker. Indien de gebruiker de onderlinge oriëntatie van het topelement en het afsluitelement fixeert zal het uit de inrichting verwijderen van de 20 vloeistof voorts aldus slechts kun geschieden na ontgrendeling van het ten opzichte van het topelement gefixeerde afsluitelement.

Bij voorkeur is het afsluitelement voorzien van ten minste één ten minste gedeeltelijk door het afsluitelement omsloten tweede doorvoeropening voor vloeistof. Alzo is de 25 dimensionering en vormgeving van de tweede doorvoeropening relatief nauwkeurig gedefinieerd, waardoor het met de eerste doorvoeropening in lijn stellen van de tweede doorvoeropening om vloeistofdoorvoer mogelijk te maken relatief nauwgezet komt. De kritische onderlinge positionering van de tweede doorvoeropening ten opzichte van de eerste doorvoeropening heeft als voordeel dat ongewenst openen van de inrichting en 30 aldus vloeistofverlies verder kan worden voorkomen of althans worden tegengegaan. Voomoemd voordeel is met name van belang indien de gebruiker heeft nagelaten het afsluitelement in een voorkeurspositie te positioneren ten opzichte van het topelement, waardoor onderlinge vergrendeling van het afsluitelement en het topelement aldus niet of niet volledig tot stand is gekomen.

1021536 I · 3

Het afsluitelement is bij voorkeur roteerbaar ten opzichte van het topelement. Door het afsluitelement, bij voorkeur in een centrumpositie, op roteerbare wijze te verbinden met het topelement is het afsluitelement niet verplaatsbaar, doch slechts van oriëntatie 5 wijzigbaar ten opzichte van het topelement. De uiterlijke vormgeving en dimensionering zal alsdan immer ten minste in hoofdzaak hetzelfde zijn, ongeacht de onderlinge oriëntatie van het afsluitelement en het topelement.

In een voorkeursuitvoering is de onderlinge afstand tussen het topelement en het 10 afsluitelement wijzigbaar. Door de onderlinge afstand tussen het topelement en het afsluitelement wijzigbaar uit te voeren kan de voorkeurspositie van het afsluitelement ten opzichte van het topelement gelegen zijn in een positie die - vanuit een normale oriëntatie van de inrichting bezien - onder of boven de de eerste doorvoeropening onbedekt latende positie van het afsluitelement gelegen is. Alzo kunnen twee dimensies, 15 id est de lengte en de breedte bij normale oriëntatie van de inrichting, van de inrichting constant kunnen worden gehouden, waarbij slechts de hoogte van de inrichting aldus enigszins variabel is.

De koppeling tussen het afsluitelement en het topelement geschiedt in een 20 voorkeursuitvoering door onderlinge samenwerking van ten minste één gleuf met ten minste één uitkragend element. Alzo zal het wijzigen van de onderlinge oriëntatie van het afsluitelement ten opzichte van het topelement slechts kunnen geschieden volgens een vooraf gedefinieerde baan. Daarbij is de voorkeurspositie doorgaans bepaald door de specifieke vormgeving van de gleuf. Bij voorkeur is het afsluitelement voorzien van 25 ten minste twee gleuven ingericht voor samenwerking met ten minste twee van het topelement deel uitmakende uitkragende elementen. De aanwezigheid van twee op afstand van elkaar gepositioneerde gleuven en daarmee samenwerkende uitkragende elementen verhoogt doorgaans de stabiliteit en souplesse van het afsluitelement ten opzichte van het topelement, met name tijdens het wijzigen van de onderlinge oriëntatie 30 van beide elementen. Het uitkragende element wordt daarbij bij voorkeur ten minste gedeeltelijk gevormd door een pen. Naast een pen is het eveneens mogelijk andersoortige uitkragende elementen toe te passen, zoals bijvoorbeeld een in dwarsdoorsnede langgerekt uitkragend element. De gleuf heeft bij voorkeur een niet-lineair verloop. Alzo is het mogelijk het afsluitelement in de voorkeurspositie te 1021536 1 * 4 manoeuvreren ten opzichte van het topelement. De niet-lineaire gleuf kan daarbij voorbeeld zijn voorzien van een vloeiend gekromd deel. Bij voorkeur sluit de gleuf aan op ten minste één fixatieopening, waarbij de gleuf en de fixatieopening onderling een hoek insluiten. Het voordeel van de hoek is dat het afsluitelement in een (discrete) 5 voorkeurspositie kan worden gebracht, waarbij het doorgaans onmogelijk is voor het afsluitelement om uit eigen beweging, bijvoorbeeld als gevolg van een externe belasting op of instantane snelle verplaatsing van de inrichting, deze hoek te passeren en de eerste doorvoeropening te ontsluiten. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de gleuf voorzien van ten minste één gehoekt of gekromd uiteinde.

10

In een andere voorkeuruitvoering zijn tussen het topelement en het afsluitelement afdichtingsmiddelen gepositioneerd. De, bij voorkeur mediumdichte, afdichtingsmiddelen hebben als primair voordeel dat deze vloeistoflekkage uit de inrichting in een gesloten toestand voorkomen, of althans tegengaan. Daarnaast 15 vervullen de afdichtingsmiddelen een de vloeistof conserverende functie. Indien de vloeistof bijvoorbeeld wordt gevormd door een koolzuurhoudende frisdrank, dan is het van belang in een gesloten toestand van de inrichting naast de vloeistof tevens de koolzuur in de inrichting te houden, teneinde kwaliteitsverlies van de frisdrank te voorkomen, of althans tegen te gaan. In een bijzondere voorkeursuitvoering worden de 20 afdichtingsmiddelen ten minste gedeeltelijk gevormd door een veerkrachtige, mediumdichte materiaallaag. Door de veerkrachtigheid van de mediumdichte materiaallaag kan een permanente aangrijping van de materiaallaag op zowel het afsluitelement als het topelement worden gerealiseerd, waardoor doorgaans te allen tijde een optimale afdichting van de inrichting kan plaatsvinden en ongecontroleerd 25 vloeistofverlies kan worden voorkomen. Bij voorkeur grijpen de afdichtingsmiddelen onder voorspanning aan op zowel het topelement als het afsluitelement. De voorspanning kan onder andere nuttig worden ingezet om de voorkeurspositie te verder te stabiliseren. Alzo kan de inrichting bijvoorbeeld zodanig worden geconstrueerd dat, alvorens het afsluitelement uit de voorkeurspositie gehaald kan worden, vooreerst de 30 door de afdichtingsmiddelen opgelegde voorspanning overwonnen dient te worden alvorens enige wijziging in oriëntatie mogelijk is.

In weer een andere voorkeursuitvoering is het afsluitelement aan een buitenomtrek voorzien van een zich langs de zijwand uitstrekkende uitkragende geprofileerde rand.

1021536 < 5

De profileerde rand fungeert met name als handgreep voor de gebruiker. Alzo kan de gebruiker op gecontroleerde en eenvoudige wijze de onderlinge oriëntatie van het afsluitelement ten opzichte van het topelement wijzigen, teneinde de drankdoorvoer door de eerste (en, indien van toepassing, de tweede) doorvoeropening mogelijk te 5 maken dan wel te blokkeren.

In een voorkeursuitvoering zijn het topelement en het afsluitelement onderling verbonden door een centrale pen voorzien van twee verdikte uiteinden, waarbij tussen een verdikt uiteinde en het topelement een compressieveer is aangebracht om een deel 10 van de pen. De bij voorkeur onder voorspanning gebrachte compressieveer tracht de pen in een naar het bodemelement gekeerde richting te verplaatsen, waardoor het afsluitelement wordt gestuwd in de richting van het topelement. De naar het topelement gekeerde, op het afsluitelement aangrijpende belasting kan tevens nuttig worden omgezet om het verlaten van de voorkeurspositie verder te bemoeilijken. Alzo wordt 15 met de compressieveer een omgekeerd effect worden verkregen ten opzichte van het effect dat met de onder voorspanning op het afsluitelement en het topelement aangrijpende afdichtingsmiddelen wordt verkregen. Het moge duidelijk zijn dat naast voomoemde voorkeursuitvoeringen binnen het kader van de conclusies tevens andere uitvoeringsvarianten mogelijk zijn voor een vakman.

20

In een laatste voorkeursuitvoering is de onderlinge oriëntatie van het topelement en het. afsluitelement op verzegelde wijze gefixeerd vóór het eerste gebruik van de inrichting. Alzo kan de gebruiker bij aanschaf van de inrichting zien of de inrichting niet reeds op een eerder tijdstip is geopend, waardoor de verzegeling als tevens als een teken van 25 kwaliteitsgarantie fungeert. De verzegeling kan worden gevormd door een separate afscheurbare strip die het afsluitelement en het topelement met elkaar verbindt, doch kan bijvoorbeeld tevens worden gevormd door één of meerdere tussen het afsluitelement en het topelement aanwezige verbreekbare verbindingen.

30 De uitvinding heeft tevens betrekking op een afsluiter voor een drankblikje, omvattende: een ten minste in hoofdzaak mediumdichte afdichting, welke afdichting is voorzien van een derde doorvoeropening voor drank verdikte rand voorzien van een opneemruimte voor een deel van het drankblikje, en een met de afdichting verbonden afsluitelement, welke afsluitelement is voorzien van een vierde doorvoeropening voor 1021536 aranx, waaroij uc unaeninge onenuuie van ue aiuicnung cn nci aisiuucicmeni wijzigbaar is, en waarbij het afsluitelement in ten minste één voorkeurspositie ten opzichte van de afdichting fixeerbaar is waarin het afsluitelement de derde doorvoeropening ten minste in hoofdzaak afdekt. Voordeel van de afsluiter 5 overeenkomstig de uitvinding is dat de afsluiter na volledig leging van drankblikje van het drankblikje kan worden verwijderd en voorts op een ander drankblikje hernieuwd worden toegepast. Overige voordelen en voorkeursuitvoeringen van de (duurzame) afsluiter zijn reeds voorgaand op uitvoerige wijze beschreven, 10 De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur la een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting voor het houden van dranken overeenkomstig de uitvinding, figuur lb een zijaanzicht op een afsluitelement van de inrichting volgens figuur la, 15 figuur 2a een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting voor het houden van dranken overeenkomstig de uitvinding, figuur 2b een zijaanzicht op een afsluitelement van de inrichting volgens figuur 2a, figuur 3 een dwarsdoorsnede van een in componenten uiteen genomen samenstel van een drankblikje en een met het drankblikje koppelbare afsluiter overeenkomstig de 20 uitvinding, en figuur 4 een bovenaanzicht op een andere uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding.

Figuur 1 a toont een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting 25 1 voor het houden van dranken 2 overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 1 omvat een bodemelement 3 en een op het bodemelement 3 aansluitende cilindrische zijwand 4, welke zijwand 4 aan een van het bodemelement 3 afgekeerd uiteinde is voorzien van een taps toelopend deel 5. Het taps toelopend deel 5 is op starre wijze verbonden met een topelement 6 dat is voorzien van een eerste doorvoeropening 7 voor drank 2. Het 30 topelement 6 wordt in hoofdzaak gevormd door een schijf die aan een buitenomtrek is voorzien van een opstaande rand voor bevestiging van het topelement 6 aan de zijwand 4. Het topelement 6 is aan een van het bodemelement 3 afgekeerde zijde voerbonden met een schijfvormige kunststof afdichting 8 voorzien van een tweede doorvoeropening 9 voor drank 2. De afdichting 8 is vervaardigd uit een veerkrachtig, mediumdicht 11021536 ί ψ 7 kunststof. De opstaande rand van het topelement 6 is voorzien van een tweetal pennen 10,11 ingericht voor samenwerking met van een afsluitelement 12 deel uitmakende gleuven 13, 14. Alzo is het afsluitelement 12 roteerbaar verbonden met het topelement 6. Het afsluitelement is voorzien van een derde doorvoeropening 15 voor drank 2. Door 5 de roteerbaarheid van het afsluitelement 12 ten opzichte van het topelement 6 (en de afdichting 8) is het mogelijk de derde doorvoeropening 15 in lijn te positioneren met de eerste en de tweede doorvoeropening 7, 9, waardoor uitvoer van drank 6 uit de inrichting 1 mogelijk is. Voorts kan het afsluitelement 12 zodanig worden geroteerd ten opzichte van het topelement 6 dat de derde doorvoeropening 15 op afstand komt te 10 liggen van de eerste en de tweede doorvoeropening 7, 9 waardoor uitvoer van drank 6 uit de inrichting 1 wordt verhinderd. Door de veerkrachtigheid van de afdichting 8 is het mogelijk de afdichting immer onder voorspanning aan te laten grijpen op het topelement 6 enerzijds en het afsluitelement 10 anderzijds, waardoor continu een optimale afdichtende werking kan worden verkregen. Deze afdichtende werking van de 15 afdichting 8 wordt verder verbeterd doordat de afdichting 8 mediumdicht is, waardoor naast vloeistof tevens eventueel in de vloeistof aanwezig gas (koolzuur) wordt belet om in gesloten toestand van het afsluitelement 12 de inrichting 1 te verlaten. Een belangrijk aspect aan de inrichting 1 is dat het afsluitelement 12 in een de inrichting 1 afsluitende toestand fixeerbaar is ten opzichte van het topelement 6, doordat de gleuven 13, 14 20 zodanig zijn vormgegeven dat het afsluitelement 12 in een voorkeurspositie kan worden gepositioneerd. Slechts door een gecontroleerde uitvoering van meerdere opvolgende handelingen, namelijk het uitoefenen van een belasting op het afsluitelement 12 in de richting van het bodemelement 3 en het voorts roteren van het afsluitelement 12, kan de inrichting 1 wederom worden gebracht in een geopende toestand (zoals thans 25 weergegeven in figuur la). De veerkrachtige, onder voorspanning op het afsluitelement 12 aangrijpende afdichting 8 draagt eveneens bij aan de stabiliteit van het zich in de voorkeurspositie bevindende afsluitelement 12. Teneinde het roteren van het afsluitelement 12 ten opzichte van het topelement 6 te vergemakkelijken is het afsluitelement 12 voorzien van een overhellende geprofileerde rand 16.

30

Figuur lb toont een zijaanzicht op het afsluitelement 12 van de inrichting 1 volgens figuur la. Eén van de gleuven 11, 12 is thans duidelijk weergegeven. De gleuf 11 is niet-lineair vormgegeven in is opdeelbaar in een drietal segmenten A, B, C. Segment A wordt gevormd door een gehoekt element 17 en vormt alzo de eigenlijke discrete 1021536 8 voorkeurspositie. Segment B wordt gevormd door een zich van het gehoekt element 17 af uitstrekkend gekromd deel 18. Segment B vormt een transitietoestand, waarbij het ongecontroleerd roteren van het afsluitelement 12 wordt tegengegaan. Segment C wordt gevormd door een lineair deel 19 en fungeert met name om eenvoudige en voldoende 5 rotatie van het afsluitelement 12 ten opzichte van het topelement 6 te bewerkstelligen.

Figuur 2a toont een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting 20 voor het houden van dranken 21 overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 20 toont grote overeenkomsten met de in figuur la getoonde inrichting 1. Echter, 10 afwijkend van de in figuur 1 a toegepaste veerkrachtige, voorspanning uitoefenende afdichting 8, is de inrichting 20 thans voorzien van een centrale pen 22 die een topelement 23 en een afsluitelement 24 met elkaar verbindt. Het afsluitelement 24 is -overeenkomstig figuur 1 a - roteerbaar ten opzichte van het topelement 23 door onderlinge samenwerking met van het topelement 23 deel uitmakende pennen 25,26 en 15 van het afsluitelement 24 deel uitmakende gleuven 27,28. De central pen 22 wordt gedeeltelijk omgeven door een op het topelement 23 onder voorspanning aangrijpende compressieveer 29. De compressieveer 29 oefent via de centrale pen 22 een op het afsluitelement 24 naar het topelement 23 toegekeerde druk uit, hetgeen gebruikt wordt om een voorkeurspositie van het afsluitelement 24 ten opzichte van het topelement 23 20 (verder) te stabiliseren. De in figuur 2a getoonde inrichting is nog niet eerder geopend, hetgeen afleidbaar is uit een aanwezige verzegeling 30 tussen het afsluitelement 24 en het topelement 23.

Figuur 2b toont een zijaanzicht op het afsluitelement 24 van de inrichting 20 volgens 25 figuur 2a. De gleuf 27 van het afsluitelement 24 heeft een niet-lineair verloop en is aan een uiteinde voorzien van een gekromde deel 31. Het gekromde deel 31 strekt zich uit in een van het topelement 23 afgekeerde richting, vanwege de richting van de door de centrale pen 22 op het afsluitelement 24 uitgeoefende krachten.

30 Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een in componenten uiteen genomen samenstel 32 van een drankblikje 33 en een met het drankblikje 33 koppelbare separate afsluiter 34 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 34 kan duurzaam zijn uitgevoerd en kan worden bevestigd aan het conventionele drankblikje 33. De afsluiter 34 omvat een bij voorkeur uit kunststof vervaardigd draagelement 35 voor een afsluitelement 36. Het ftf021536 f # 9 draagelement is voorzien van pennen 37, 38 ingericht voor samenwerking met van het afsluitelement 36 deel uitmakende gleuven 39, 40. De werking van voomoemde constructie is reeds voorgaand op uitvoerige wijze besproken. Het draagelement 35 is voorzien van een opstaande rand 41. De opstaande rand 41 omvat een verdikt uiteinde 5 42 dat is voorzien van een opneemruimte 43 ingericht voor samenwerking met een opstaande rand 44 van het drankblikje 33. Alzo kan de afsluiter 34 onder klempassing op stabiele wijze worden bevestigd aan het drankblikje 33. De afsluiter 34 heeft als voordeel dat zij meerdere malen toegepast kan worden en aldus duurzaam kan worden uit gevoerd.

10

Figuur 4 toont een bovenaanzicht op een andere uitvoeringsvorm van een inrichting 45 overeenkomstig de uitvinding. Afwijkend van de eerder weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de inrichting 45 voorzien van een afsluitelement 46 dat verplaatsbaar verbonden is met een onderliggend topelement 47. Alzo kan het 15 afsluitelement 46 evenwijdig aan het topelement 47 worden verschoven om de inrichting te openen respectievelijk te sluiten. De onderlinge verplaatsingsvrijheid van het afsluitelement 46 ten opzichte van het topelement 47 wordt bepaald door de onderlinge samenwerking van van het topelement 47 deel uitmakende pennen 48,49 enerzijds en van het afsluitelement 46 deel uitmakende gleuven 50, 51 anderzijds. De 20 gleuven 50, 51 zijn daarbij voorzien van een gehoekt deel 52, 53 teneinde wederom een voorkeurspositie van het afsluitelement 46 ten opzichte van het topelement 47 te kunnen verschaffen.

25 '1Ot1538

Claims

1. Inrichting voor het houden van vloeistoffen, in het bijzonder dranken, omvattende: 5. een bodemelement, ten minste één op het bodemelement aansluitende zijwand, een op afstand van het bodemelement op de zijwand aansluitend topelement, welk topelement is voorzien van ten minste één eerste doorvoeropening voor vloeistof, en 10. een aan een van het bodemelement afgekeerde zijde van het topelement gepositioneerd, met het topelement verbonden afsluitelement, zodanig dat de onderlinge oriëntatie tussen topelement en het afsluitelement wijzigbaar is, waardoor drankdoorvoer door de eerste doorvoeropening kan plaatsvinden respectievelijk worden geblokkeerd, 15 met het kenmerk, dat het afsluitelement in ten minste één voorkeurspositie ten opzichte van het topelement fixeerbaar is waarin het afsluitelement de eerste doorvoeropening ten minste in hoofdzaak afdekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afsluitelement is voorzien van ten minste één ten minste gedeeltelijk door het afsluitelement omsloten tweede doorvoeropening voor vloeistof.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 25 afsluitelement roteerbaar is ten opzichte van het topelement.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand tussen het topelement en het afsluitelement wijzigbaar is.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de koppeling tussen het afsluitelement en het topelement geschiedt door onderlinge samenwerking van ten minste één gleuf met ten minste één uitkragend element. 1021536 * -

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het afsluitelement is voorzien van ten minste twee gleuven ingericht voor samenwerking met ten minste twee van het topelement deel uitmakende uitkragende elementen.

7. Inrichting volgens conclusies 5 of 6, met het kenmerk, dat het uitkragende element ten minste gedeeltelijk wordt gevormd door een pen.

8. Inrichting volgens een der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat de gleuf een niet-lineair verloop heeft. 10

9. Inrichting volgens een der conclusies 5-8, met het kenmerk, dat de gleuf aansluit op ten minste één fixatieopening, waarbij de gleuf en de fixatieopening onderling een hoek insluiten.

10. Inrichting volgens een der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat de gleuf is voorzien van ten minste één gehoekt of gekromd uiteinde.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen het topelement en het afsluitelement afdichtingsmiddelen zijn gepositioneerd. 20

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de afdichtingsmiddelen ten minste gedeeltelijk worden gevormd door een veerkrachtige, mediumdichte materiaallaag.

13. Inrichting volgens een der conclusies 11-12, met het kenmerk, dat de afdichtingsmiddelen onder voorspanning aangrijpen op zowel het topelement als het afsluitelement.

14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 30 afsluitelement aan een buitenomtrek is voorzien van een zich langs de zijwand uitstrekkende uitkragende geprofileerde rand.

15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het topelement en het afsluitelement onderling zijn verbonden door een centrale pen *021536 VUU1/.1GU van iwcc vciuuuc uucinucii, waaiuij iui>bcu cn vciuim uucmuc cn uci topelement een compressieveer is aangebracht om een deel van de pen.

16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 5 onderlinge oriëntatie van het topelement en het afsluitelement op verzegelde wijze gefixeerd is voor het eerste gebruik van de inrichting.

17. Afsluiter voor een drankblikje, omvattende: een ten minste in hoofdzaak mediumdichte afdichting, welke afdichting is 10 voorzien van een derde doorvoeropening voor drank verdikte rand voorzien van een opneemruimte voor een deel van het drankblikje, en een met de afdichting verbonden afsluitelement, welke afsluitelement is voorzien van een vierde doorvoeropening voor drank, waarbij de onderlinge oriëntatie van de afdichting en het afsluitelement wijzigbaar is, 15 en waarbij het afsluitelement in ten minste één voorkeurspositie ten opzichte van de afdichting fixeerbaar is waarin het afsluitelement de derde doorvoeropening ten minste in hoofdzaak afdekt. *1021536