NL8800223A - Systeem voor het registreren van een informatiesignaal, alsmede een registratiedrager en registratieinrichting voor toepassing in het systeem. - Google Patents

Description

Λ PHQ 88.006 1

Philips en Du Pont Optical Company te Nieuwegein en N.V, Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Systeem voor het registreren van een informatiesignaalf alsmede een registratiedrager en registratieinrichting voor toepassing in het systeem.

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het registreren van een informatiesignaal, omvattende een beschrijfbare, langs optische weg uitleesbare registratiedrager en een registratieinrichting voor het op de registratiedrager aanbrengen van 5 een patroon van registratietekens met veranderde optische eigenschappen dat het informatiesignaal vertegenwoordigt, waartoe de registratieinrichting is voorzien van een stuurschakeling voor het overeenkomstig een bepaalde relatie omzetten van het informatiesignaal in een reeks opeenvolgende schrijfsignalen ten behoeve van het 10 aanbrengen van de opeenvolgende registratietekens met de veranderde optische eigenschappen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een registratiedrager en registratieinrichting voor toepassing in het systeem.

15 Een dergelijk syteem, registratiedrager en registratieinrichting zijn bekend uit het Amerikaanse octrooischrift US 4.473.829.

In het bekende systeem worden de registratietekens aangebracht met behulp van een optische schrijfkop die een laserbundel 20 opwekt waarmee een registratielaag van stralingsgevoelig materiaal op de registratiedrager wordt afgetast. Daarbij wordt de laserbundel ten behoeve van de aanbrenging van registratietekens gemoduleerd overeenkomstig schrijfsignalen waarvan de signaalvormen worden bepaald door de afmetingen en van de aan te brengen registratietekens en de 25 materiaaleigenschappen van de registratiedrager. Het bekende systeem heeft het bezwaar dat de schrijfsignalen slechts optimaal zijn zijn voor het registreren op registratielagen van zogeheten “ablatieve" registratiematerialen, waarbij het materiaal van de registratielaag als gevolg van toevoér van de stralinsenergie van de laserbundel wordt 30 verwijderd. Bij registratie op andere soorten van stralingsgevoelige registratielagen zijn echter andere schrijfsignaalvormen gewenst. Zoals beschreven in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage . 88 0 02 2 3

______A

i .

PHQ 88.006 2 8602718 (PHN 11.915) zijn bij registratie op zogeheten “phase change" en "thermo-optische" materialen, als gevolg van bepaalde thermische effecten die daarbij in de registratielaag optreden tijdens de registratie, geheel andere schrijfsignaalvormen gewenst dan bij 5 registratie op “ablatieve" materialen. Bovendien zijn de optredende thermische effecten voor verschillende materialen van eenzelfde type onderling verschillend, zodat de gewenste schrijfsignaalvormen voor verschillende materialen van eenzelfde type eveneens verschillend kunnen zijn.

10 De uitvinding stelt zich ten doel een systeem te verschaffen waarmee registratiedragers met verschillende typen registratielagen steeds met aan de registratielaag aangepaste schrijfsignaalvormen worden beschreven.

Voor een systeem volgens de aanhef wordt dit doel volgens 15 de uitvinding bereikt doordat de registratiedrager is voorzien van uitleesbare instelinformatie die indicatief is voor de voor de betreffende registratiedrager gewenste schrijfsignaalvormen en dat de registratieinrichting is voorzien van een leesinrichting voor het uitlezen van de instelinformatie op de registratiedrager in een 20 tijdsinterval dat voorafgaat aan het registreren en een instelschakeling voor het,door aanpassing van de relatie tussen de schrijfsignalen en het informatiesignaal, instellen van de schrijfsignaalvormen overeenkomstig de uitgelezen instelinformatie.

Hierdoor wordt bereikt dat voor de aanvang van de 25 registratie de schrijfsignaalvormen steeds automatisch worden aangepast aan de op dat moment in de registratieinrichting aanwezige registratiedrager.

Te dezer plaats dient te worden opgemerkt dat uit het Europese octrooischrift EP 0.144.436 een registratiesysteem bekend is 30 voor het registeren van een tweewaardig informatiesignaal op zowel registratiedragers met een positieve schrijfpolariteit, waarop door bestraling met een laserbundel registratietekens met een ten opzichte van de omgeving hoge reflectie kunnen worden aangebracht als ook op registratiedragers met een negatieve schrijfpolariteit, waarop door 35 bestraling met de laserbundel registratietekens met een ten opzichte van de omgeving lage reflectie kunnen worden aangebracht. De registratieinrichting is voorzien van een detector voor het detecteren .8800223 £

«L

PHQ 88.006 3 van een op de registratiedrager aangebracht merkteken ten einde de schrijfpolariteit van de betreffende registratiedrager vast te stellen.

Afhankelijk van het resultaat van de detectie wordt het informatiesignaal al dan niet geïnverteerd aangeboden aan de 5 schrijfkop. Na registratie worden bij de registratiedrager met positieve schrijfpolariteit de gedeelten van het informatiesignaal met hoge signaalwaarden door de aangebrachte registratietekens met hoge reflectie vertegenwoordigd, terwijl bij de registratiedragers met negatieve schrijfpolariteit de gedeelten van het informatiesignaal met lage 10 signaalwaarden worden vertegenwoordigd door de registratietekens met lage reflektie, zodat voor beide typen registratiedragers nagenoeg hetzelfde registratiepatroon op de registratiedrager wordt verkregen.

Echter bij dit bekende registratiesysteem zijn de vormen van de schrijfsignalen voor het aanbrengen van de hoog reflektieve 15 registratietekens op de registratiedragers met positieve schrijfpolariteit identiek aan de schrijfsignaalvormen voor het aanbrengen van de laag refelektieve registratietekens met overeenkomende afmetingen op de registratiedragers met negatieve schrijfpolariteit. Dit wil zeggen dat de schrijfsignaalvorm voor het 20 aanbrengen van een hoogreflektief registratieteken van een bepaalde afmeting identiek is aan de schrijfsignaalvorm voor het aanbrengen van een laagreflektief registratieteken met dezelfde afmetingen.

Indien het systeem is bestemd voor registratie van een EFM-signaal dat volgens de CD-audio of CD-ROM standaard is samengesteld 25 dan is het voordelig om de instelinformatie op te nemen in het subcode Q-kanaalsignaal van een EFM-signaal dat door middel van een voorafaangebrachte informatiestruktuur is opgetekend in een voorafbepaald spoorgedeelte, bijvoorbeeld een aanloopspoor (Engels: lead-in track) of uitloopspoor (Engels: lead-out track). In het aanloopspoor 30 geeft het Q-kanaalsignaal de beginposities van bepaalde spoorgedeelten aan, waarbij door een 8-bits code 'Point* een spoornummer wordt aangeduid en waarbij door een adrescode (PMIN, PSEC, PFRAME) het begin of einde van het door het spoornummer aangeduide spoorgedeelte wordt aangegeven. Het aantal voor de spoornummers beschikbare 8-bitcodes is 35 kleiner dan het benodigde aantal. Hierdoor wordt het mogelijk om door middel van een unieke bitcombinatie in deze 8-bitscode "Point" aan te geven dat in plaats van adresinformatie, instelinformatie is opgetekend, .8800223 PHQ 88.006 4

Indien de instelinformatie op een dergelijke wijze is opgetekend, kan ook uitlezing van de instelinformatie eenvoudig worden uitgevoerd door met behulp van een EFM-subcode de modulator het subcode Q-kanaalsignaal uit het EFM-signaal terug te winnen en vervolgens met 5 behulp van detektie van de unieke bitcombinatie de instelinformatie van de rest van het Q-kanaalsignaal af te scheiden.

Het zij opgemerkt dat voor ten behoeve van de besturing uitlezing van een opgetekende standaard CD-signaal de in het subcode Q-kanaal aanwezige adresinformatie gebruikt wordt, zodat bij een 10 gecombineerde opteken/uitleesinrichting voor CD-signalen dezelfde EFM-subcodedemodulator gebruikt kan worden voor de uitlezing van de instelinformatie ten behoeve van de optekening alsook voor de uitlezing van de adresinformatie ten behoeve van de besturing van de uitlezing, hetgeen een bijzonder efficiënt gebruik van de gebruikte electronica 15 inhoudt.

Een uitvoerinsvorm van het systeem wordt gekenmerkt, doordat de schrijfsignalen worden gevormd door reeksen van pulsen voor het aanbrengen van registratietekens welke zijn samengesteld uit reeksen elkaar overlappende deelregistratietekens, waarbij de instelschakeling 20 is ingericht voor het aanpassen van de reeksen van pulsen in afhankelijkheid van de uitgelezen instelinformatie.

Deze uitvoeringsvorm is vooral geschikt voor het optekenen van EFM-gemoduleerde signalen welke worden opgetekend met een aftastbundel waarvan de diameter groter is dan de met een EFM-kanaalbit 25 overeenkomende lengte op de registratiedrager. Door een juiste keuze van de als de schrijfsignalen fungerende pulsreeksen kan worden bereikt dat de invloed van de thermische effecten voor alle registratiedragers op de juiste wijze wordt gecompenseerd, zoals bijvoorbeeld beschreven in de reeds genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 86002718 (PHN 11.915). Het 30 voordeel van een dergelijke schrijfsignaalvorm is dat deze eenvoudig is te realiseren. Bovendien kunnen de kenmerken van dergelijke signaalvormen eenvoudig in een binaire code worden uitgedrukt, zodat ze eenvoudig in een geheugen kunnen worden opgeslagen of in een digialte electronische schakeling kunnen worden vastgeleged.

35 Een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van het systeem voor het registreren van een informatiesignaal dat is samengesteld uit tweewaardige bitcellen, wordt verder gekarakteriseerd doordat de .8800223 * PHQ 88.006 5 stuurschakeling is voorzien van een detectieschakeling voor het detecteren van reeksen van bitcellen met eenzelfde eerste logische waarde en voor het afgeven van een detectiesignaal dat het aantal bitcellen van de gedekteerde reeks vertegenwoordigt en van een 5 schrijfsignaalgenerator voor het in reactie op de detectiesignalen opwekken van de schrijfsignalen volgens een ingestelde relatie tussen de schrijfsignalen en de detectiesignalen, waarbij de instelinformatie op de registratiedrager de voor de betreffende registratiedrager gewenste relatie tussen de schrijfsignalen en de detectiesignalen 10 vertegenwoordigt en waarbij de instelschakeling is ingericht voor het instellen van de relatie overeenkomstig de uitgelezen instelinformatie.

Bij deze uitvoeringsvorm van het systeem wordt het schrijfsignaal in twee stappen uit het informatiesignaal afgeleid, te weten een eerste, van het type registratiemateriaal onafhankelijke, 15 stap, waarin het detectiesignaal wordt afgeleid en een tweede, van het type registratiemateriaal afhankelijke stap, waarin in afhankelijkheid van het detectiesignaal de schrijfsignaalvorm wordt bepaald. Dit heeft het voordeel dat op bijzonder eenvoudige wijze de relatie tussen het informatiesignaal en de schrijfsignalen aan het registratiemateriaal van 20 de registratiedrager kan worden aangepast.

Een andere aantrekkelijke uitvoeringsvorm van het systeem wordt gekenmerkt doordat de schrijfsignaalgenerator voorzien is van een geheugen voor het opslaan van verschillende schrijfsignalen en van middelen voor het in afhankelijkheid van het detectiesignaal afgeven van 25 een van de opgeslagen schrijfsignalen en dat de instelschakeling een schakeling omvat voor het laden van het geheugen met de schrijfsignalen overeenkomstig de uitgelezen instelinformatie.

De toepassing van het geheugen biedt de mogelijkheid om de stuurschakeling voor elke voorkomende afmeting van de 30 registratietekens in te stellen op een voor de betreffende afmeting optimale schrijfsignaalvorm.

Een andere aantrekkelijke uitvoeringsvorm van het systeem wordt gekenmerkt doordat de instelinformatie op de registratiedrager de voor de betreffende registratiedrager gewenste schrijfsignalen omvatten 35 en dat de instelschakeling is ingericht voor het laden van het geheugen met de schrijfsignalen welke door de instelinformatie worden omvat.

Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat , 8 8 0 0 ^ ύ PHQ 88.006 6 registratiedragers met nieuwe registratiematerialen die met behulp van nog onbekende schrijfsignaalvormen beschreven dienen te worden zonder meer toepasbaar zijn in het systeem. Het enige wat daarvoor noodzakelijk is is het opslaan van de gewenste nieuwe schrijfsignaalvormen op de 5 registratiedrager met het nieuwe registratiemateriaal.

Verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding alsmede voordelen hiervan zullen hierna in detail beschreven worden onder verwijzing naar de figuren 1 tot en met 13 , waarin:

Figuur 1 een registratiesysteem volgens de stand der 10 techniek toont,

Figuren 2 en 3 geschikte relaties tussen het informatiesignaal en de schrijfsignalen tonen voor registraties op registratiematerialen van respectievelijk het "ablatieve" en "phase-change" type, 15 Figuur 4 een eerste uitvoeringsvorm van het registratiesysteem volgens de uitvinding toont,

Figuur 5 een registratiedrager voor toepassing in het registratiesysteem volgens de uitvinding toont,

Figuur 6 een geschikt format voor de opslag van de 20 instelinformatie op de registratiedrager toont,

Figuur 7 een andere uitvoeringsvorm van het registratiesysteem volgens de uitvinding toont,

Figuur 8 een uitvoeringsvorm van een besturingsschakeling voor toepassing in het in Figuur 7 getoonde registratiesysteem toont, 25 Figuur 9 de relatie tussen de in en uitgangssignalen van een codeerschakeling voor toepassing in de stuurschakeling toont,

Figuur 10 de adressen van de in het geheugen van de stuurschakeling opgeslagen schrijfsignalen toont,

Figuur 11 een aantal verschillende schrijfsignalen toont, 30 Figuur 12 de wijze toont waarop de gewenste schrijfsignalen zijn gerangschikt in een op de registratiedrager opgeslagen datablok,

Figuur 13 een aantal in de stuurschakeling voorkomende signalen toont als funktie van de tijd, 35 Figuur 14 het format van het subcode Q-kanaalsignaal van een volgens een CD-standaard samengesteld EFM-signaal toont,

Figuur 15 een uitvoeringsvorm van het systeem volgens de . 8 8 0 0 2 ί ύ i PHQ 88.006 7 uitvinding toont, welke bijzonder geschikt is voor optekening van volgens een CD-standaard samengestelde EFM-signalen,

Figuur 16 een stroomdiagram toont van een programma voor een in het systeem toegepast microcomputersysteem, 5 Figuur 17 een uitvoeringsvorm van een stuurschakeling voor toepassing in het in figuur 15 getoonde systeem toont, en Figuur 18 een voorbeeld van een aantal door de stuurschakeling van figuur 17 opgewekte schrijfsignalen toont voor verschillende instellingen van de stuurschakeling toont.

10 Figuur 1 toont een gebruikelijk systeem voor het registreren van een informatiesignaal Vi, zoals bij voorbeeld beschreven in het reeds genoemde Amerikaanse octrooischrift ÜS 4.473.829. Het systeem omvat een registratiedrager 1, die is voorzien van een stralingsgevoelig registratielaag 2. Door middel van een een 15 aandrijfinrichting 5 wordt de registratiedrager 1 om een as 6 in rotatie gebracht ten op zichte van een schrijfkop 4. De schrijfkop 4 is er een van een soort die een stralingsbundel 3 richt op de registratielaag 2 met voldoende energie om ter plaatse van het trefoppervlak van de bundel op de registratielaag 2 een verandering in de optische eigenschappen van 20 de registratielaag 2 te veroorzaken. De stralingsbundel 3 kan worden gemoduleerd met behulp van schrijfsignalen Vs , die door een stuurschakeling 6 volgens een bepaalde relatie uit het te registreren informatiesignaal Vi worden afgeleid.

In Figuur 2 worden voor registratie op een 25 registratielaag van zogeheten “ablatief* registratiemateriaal het informatiesignaal Vi, de schrijfsignalen Vs en registratietekens 10 weergegeven. Het weergegeven informatiesignaal Vi is een EFM-gemoduleerd signaal, dat bijvoorbeeld volgens de CD-audio of CD-ROM standaard is samengesteld. Een dergelijk signaal is samengesteld uit tweewaardige 30 bitcellen 11 met constante tijdsduur T. Het aantal opeenvolgende bitcellen met een zelfde logische waarde is in een EFM-gemoduleerd signaal minimaal drie en maximaal elf. Voor de aaneengesloten groepen 12a, 12b en 12c van bitcellen met de logische waarde *1“ worden door de stuurschakeling 6 respectievelijk de schrijfsignalen Vsa,Vsb en Vsc 35 opgewekt. Elk van de schrijfsignalen is samengesteld uit een of meer schrijfimpulsen 13. De schrijfkop 4 wekt in een reactie op elke schrijfimpuls 13 een stralingsimpuls op. Als gevolg van elke .'. 880 02 23 * PHQ 88.006 8 stralingsimpuls 13 wordt het ablatieve registratiemateriaal ter plaatse van het trefoppervlak van de stralingsbundel 3 op de registratielaag 2 verwijderd, waardoor een eenheidsregistratieteken s met veranderde optische eigenschappen ontstaat in de registratielaag 2. In het in 5 Figuur 2 getoonde voorbeeld komt de de afmeting van een eenheidsregistratieteken s overeen met de genoemde minimale lengte van drie bitcellen. Het schrijfsignaal Vsa voor het aan brengen van een registratieteken 10 dat overeenkomt met het minimum van drie bitcellen met een logische waarde "1" bestaat uit slechts één schrijfimpuls 10 13. De registratietekens 10 die overeenkomen met een groter aantal bitcellen zijn samengesteld uit een aantal elkaar overlappende eenheidsregistratietekens s, die worden aan gebracht met behulp van schrijfsignalen die zijn samengesteld uit een reeks opeenvolgende schrijfimpulsen 13, welke onderling over een tijdsinterval dat overkomt 15 met de bitcellengte T zijn verschoven.

In Figuur 3 is een geschikte relatie tussen het informatiesignaal Vi en de schrijfsignalen Vsa, Vsb en Vsc weergegeven voor registratie op zogeheten “phase change" registratiematerialen, zoals bij voorbeeld beschreven is in de reeds genoemde Nederlandse 20 octrooiaanvrage 8602718 (PHN 11.915). Bij registratie op dergelijke materialen is het, vanwege de tijdens de registratie optredende thermische effecten binnen de registratielaag, wenselijk om voor het aanbrengen van de registratietekens 10 ander schrijfsignaalvormen te gebruiken, waarbij vooraf aan het aanbrengen van het eerste 25 eenheidsregistratieteken s extra voorlooppulsen 20a en 20b worden opgewekt. Het zij opgemerkt dat de positie van de voorlooppulsen en het aantal voorlooppulsen afhankelijk is van de toegepaste "phase change" registratielaag.

Figuur 4 toont een eerste uitvoeringsvorm van het 30 registratiessysteem volgens de uitvinding. Het registratiesysteem omvat een optische lees/schrijfkop 30 voor het met behulp van een stralingsbundel 31 aftasten van een beschrijfbare registratiedrager 32, die met een nagenoeg constante tangentiêle snelheid ten opzichte van de lees/schrijfkop 30 wordt voortbewogen door een roterende motor 32a.

35 De lees/schrijfkop 30 is er een van een gebruikelijke soort die bedreven kan worden in een leesmode, waarin een de intensiteit van de stralingsbundel 31 onvoldoende is om een optische verandering in de .8800223 &

St PHQ 88.006 9 registratielaag van de registratiedrager 32 teweeg te brengen, en een schrijfmode, waarin de stralingsbundel overeenkomstig de schrijfsignalen Vs wordt gemoduleerd en waarin de intensiteit van de gemoduleerde stralinsbundel 31 voldoende is om een optische verandering in de 5 registratielaag van de registratiedrager 32 teweeg te brengen. Met behulp van een motor 33 en een spindel 34 kan de lees/schrijfkop 30 in radiele richting ten op zichte van de registratiedrager 32 verplaatst worden. De motor 33 wordt bekrachtigd door een motorstuurschakeling 41. Een eerste stuurschakeling 35 zet het informatiesignaal Vi om in een 10 reeks schrijfsignalen Vs' die geschikt zijn voor het schrijven op ablatieve registratiematerialen. Een dergelijke voor ablatieve registratie geschikte stuurschakeling 35, welke het informatiesignaal omzet in schrijfsignalen Vs volgens de in Figuur 3 getoonde relatie is in detail beschreven in het reeds genoemde octrooischrift US 4.473.829 15 (PHN 10.317). Een tweede stuurschakeling 36 zet het informatiesignaal Vi om in schrijfsignalen Vs" die geschikt zijn voor registratie op "phase change"-registratiematerialen. Een dergelijke voor registratie op "phase change"-registratiematerialen geschikte stuurschakeling 36, welke het informatiesignaal omzet in schrijfsignalen volgens de in figuur 3 20 getoonde relatie is in detail beschreven in het reeds eerder genoemde Nederlandse octrooischrift 8602718 (PHN 11.915). Met behulp van een electronisch bediende schakelaar 32b worden of de schrijfsignalen Vs' of de schrijfsignalen Vs" geselekteerd voor de modulatie van de stralingsbundel 31 tijdens de schrijfmode. Ten behoeve van besturing van 25 de selektie van de schrijfsignalen is de registratiedrager voorzien van instelinformatie die aangeeft of de betreffende registratiedrager 32 met behulp van schrijfsignalen Vs' dan wel met de schrijfsignalen Vs" beschreven dient te worden. Deze instelinformatie is opgetekend in de vorm van een voorafaangebrachte informatiestruktuur welke op een 30 voorafbepaalde plaats op de registratiedrager is aangebracht.

Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van de registratiedrager 32, waarop de instelinformatie op een voorafbepaalde plaats is aangebracht. Figuur 5a toont het bovenaanzicht en figuur 5b toont een klein gedeelte van de doorsnede volgens de lijn 35 b-b toont. De registratiedrager 32 is voorzien van een volgspoor 37, bijvoorbeeld in de vorm van een voorafaangebrachte groef of ribbel. Het spoor 27 omvat een .8800223 PHQ 88.006 10 gedeelte 37b dat is bestemd voor optekening van het informatiesignaal. Ten behoeve van de optekening is de registratiedrager 32 voorzien van een registratielaag 96 die op een transparant substraat 95 is aangebracht en die is bedekt met een beschermlaag 97. De registratielaag 5 96 is van een materiaal, dat, indien bestraald met geschikte straling, een optisch detekteerbare verandering ondergaat. Een overzicht van dergelijke materialen is beschreven in het boek "Principles of optical disc systems", Adam Hilgar Ltd., Bristol and Boston, biz. 210-227.

Met verwijzingscijfer 37a is een aanloopspoor aangegeven 10 dat voor aan het begin van het voor optekening bestemde gedeelte 37b is gelegen. In de hier getoonde uitvoeringsvorm van de registratiedrager 32 is de instelinformatie opgetekend door middel van een patroon van voorafaangebrachte putten 98, welke voor een sterk vergroot gedeelte 92 van het aanloopspoor 37a in figuur 5c zijn weergegeven.

15 Figuur 5d toont een doorsnede van het gedeelte 92 langs de lijn d-d.

Het zij opgemerkt dat in figuur 5 ter wille van de duidelijkheid de afstand tussen de windingen van het spiraalvormig spoor 37 sterk overdreven is weergegeven. Voor een realistisch voorbeeld van 20 de registratiedrager 32 bedraagt de afstand tussen de sporen 1 a 2 μ meter bij een spoorbreedte van 0,4-1,3 μ meter.

Na het plaatsen van een nieuwe registratiedrager 32 wordt de lees/schrijfkop 30 tegenover het aanloopspoor gebracht en wordt de instelinformatie uitgelezen. Deze instelinformatie kan bijvoorbeeld 25 volgens het zogeheten CD-ROM format in het aanloopspoor 37 aangebracht zijn. Volgens dit CD-ROM format wordt digitale data opgeslagen in blokken 50 (zie Figuur 6). Elk blok is samengesteld uit 588 rijen 51 van elk vier bytes 52, welke elk weer zijn samengesteld uit acht bits. In de eerste drie rijen van elk blok 50 is een specifieke synchronisatiecode 30 van twaalf bytes op geslagen. De vierde rij is gereserveerd voor een blokadrescode van vier bytes. De overige rijen zijn gereserveerd voor de opslag van data. De instelinformatie kan aangebracht worden in een blok met een uniek blokadres. Ten behoeve van het uitlezen van de instelinformatie, die in dit aanloopspoor 37a is opgeslagen is het 35 registratiesysteem voorzien van een met de lees/schrijfkop 30 gekoppelde leesschakeling 38 voor het omzetten van het door de optische lees/schrijkop 30 tijdens de leesmode geleverde leessignaal VI in een .8800223

X

PHQ 88.006 11 digitaal informatiesignaal Vld dat bestaat uit de opeenvolgende bytes van de uitgelezen blokken 50. De leesschakeling 38 is er een van een gebruikelijke soort zoals bijvoorbeeld in het door Philips uitgebrachte Compact Disc Rom systeem CM100/25, 04100/30, CM110/25 of CM 110/30 wordt 5 toegepast. Een dergelijke leesschakeling geeft de uitgelezen databytes af in de vorm van een seriele bitstroom die synchroon is met een evens door de leesschakeling afgegeven kloksignaal cld. De door de leesschakeling afgegeven databytes worden met behulp van een gebruikelijke interfaceschakeling 39 aangeboden aan een 10 microcomputersysteem 40.

De instelling van de schrijfsignaalvormen verloopt als volgt: na het aanbrengen van een nieuwe registratiedrager 32 in het registratiesysteem voert het microcomputersysteem een opstartprogramma uit. Tijdens de uitvoering van het opstartprogramma wordt de 15 lees/schrijfkop 30 via de interfaceschakeling 39 in de leesmode gezet.

Bovendien wordt de lees/schrijfkop 30 onder besturing van het microcomputersysteem 40 tegenover het aanloopspoor 37a gepositioneerd.

Tijdens het uitlezen van het aanloopspoor 37a wordt aan de hand van de unieke blokadrescode het blok met de instelinformatie gedetekteerd en 20 uitgelezen. Vervolgens wordt de elektronisch bediende schakelaar 32b overeenkomstig de uitgelezen instelinformatie ingesteld door het microcomputersysteem 40. Na beëindiging van het opstartprogramma wordt de lees/schrijfkop 30 in de schrijfmode gebracht en wordt het informatiesignaal Vi geregistreerd in het spoorgedeelte 37b met de aldus 25 geselekteerde schrijfsignaalvormen.

Figuur 7 toont een andere uitvoeringsvorm van het registratiesysteem volgens de uitvinding. De gedeelten van het het registratiesysteem die overeenkomen met die van het in figuur 4 getoonde registratiesysteem zijn met de dezelfde verwijsingscijfers aangeduid.

30 Verder is het registratiesysteem voorzien van een oscilator 60 voor het opwekken van een eerste kloksignaal cl1 en een tweede kloksignaal cl2 met een achtmaal hogere frequentie dan het kloksignaal cl1. Een signaalgenerator 61 levert synchroon met het eerste kloksignaal cl1 het te registreren EFM-gemoduleerde informatiesignaal Vi aan een 35 stuurschakeling 62 die het informatiesignaal Vi omzet in de schrijfsignalen Vs voor de optische lees/schrijfkop 30. De stuurschakeling 62 omvat een detectieschakeling 63 voor het detecteren . 8 8 r r: · PHQ 88.006 12 van reeksen opeenvolgende bitcellen met de logische waarde "1". De detectieschakeling 63 geeft een detectiesignaal af in de vorm van een codes die de aantal bitcellen in de gedetekteerde reeksen vertegenwoordigen. Zoals reeds eerder vermeld is dit aantal minimaal 5 drie en maximaal elf voor EFM gemoduleerde signalen. Het detectiesignaal wordt via signaallijnen 64 aangeboden aan een schrijfsignaalgenerator 65, die voor elk van de verschillende detectiesignalen een schrijfsignaal Vs opwekt voor het schrijven van een registratieteken met een lengte die overeenkomt met het aantal bitcellen dat door het 10 betreffende detectiesignaal wordt vertegenwoordigd. In het vervolg zullen de schrijfsignalen voor het aan brengen van de registratietekens die de reeksen van 3,...,11 aaneengesloten bitcellen vertegenwoordigen aangeduid worden met respectievelijk Vs3,...,Vs11. De registratietekens zelf zullen korweg 13-tekens,....,111-tekens genoemd worden, waarbij de 15 cijfers 3,...,11 steeds het aantal bitcellen aangeven dat door deze tekens wordt vertegenwoordigd. De relaties tussen de detectiesignalen en de schrijfsignalen Vs kunnen door middel van een op het microcomputersysteem 40 aangesloten instelschakeling 66 worden ingesteld overeenkomstig de instelinformatie die tijdens de aanloopfase uit het 20 aanloopspoor 37a van de registratiedrager 32 wordt uitgelezen.

Een uitvoeringsvorm van de stuurschakeling 62 is in Figuur 8 in detail weergegeven. De in de stuurschakeling 62 toegepaste detectieschakeling 63 omvat een 12-bits schuifregister 70, waaraan het te registreren informatiesignaal Vi wordt aangeboden via een seriële 25 dataingang 71. Het kloksignaal cl1 wordt aan de klokingang van het schuifregister 70 aangeboden. In reactie op de klokimpulsen van het kloksignaal cl1 wordt het informatiesignaal Vi in het schuifregister 70 gelezen ,waarbij het over respectievelijk 1,____,12 klokimpulsen vertraagde informatiesignaal aan respectevelijk Q1,...,Q12-uitgangen van 30 het schuifregister 70 wordt afgegeven. De Q11-uitgang van het schuifregister 70 wordt toegevoerd aan een twee-ingangs-NEN-poort 72. De Q12-uitgang van het schuifregister 70 wordt via een inverteerschakeling 73 toegevoerde aan de andere ingang van de NEN-poort 72. De Q1,...,Q8-uitgangen van het schuifregister 70 worden toegevoerd aan een 35 codeerschakeling 74 die de signaalwaarden aan de uitgangen van het schuifregister 70 omzet in de detectiesignalen DO, D1, D2 en D3 volgens de in Figuur 9 weergegeven relatie. Een dergelijke codeerschakeling kan ,8800223 PHQ 88.006 13 bijvoorbeeld bestaan uit een geïntegreerde schakeling van het type 74LS148. De detectiesignalen worden aangeboden aan een parallel-in-parallel-uit-register 75 dat deel uitmaakt van de schrijfsignaalgenerator 65. Het register 75 vormt tezamen met een teller 5 76 voor het tellen van klokimpulsen van het kloksignaal cl1 een adresgenerator 77 voor een geheugen 78, bijvoorbeeld een 2k x 8 bit geheugen van het type RAM. De teller 76 is er een van een soort die is voorzien van een terugstelingang voor het op nulstellen van de telstand en die stopt met tellen indien een voorafbepaalde eindtelstand "15" is 10 bereikt. De terugstelingang van de teller 76 is verbonden met de uitgang van NEN-poort 72. Het adres aan de uitgang van de adresgenerator 77 wordt via een zogeheten tri-state buffer 79 en een adresbus 80 aan de adresingangen van het geheugen 78 aangeboden. De acht data-uitgangen van het geheugen 78 worden via een databus 81 aangeboden aan een parallel-15 serieel-omzetter 82. De omzetter 82 wordt bestuurd door het kloksignaal cl2 dat aan de klokingang voor het besturen van de seriele datauitvoer wordt aangeboden en door het kloksignaal cl1 dat aan de laadbesturingsingang wordt aangeboden voor het besturen het parallel invoeren van de via de bus 81 aangeboden data. De seriele uitgang van de 20 omzetter 82 fungeert als uitgang voor de schrijfsignalen Vs.

De omzetting van het informatiesignaal Vi in de schrijfsignalen Vs gaat als volgt: Met behulp van de inverteerschakeling 73 en NEN-poort 72 wordt het begin van de reeksen opeenvolgende bitcellen met een logische waarde "1" gedetekteerd (zie Figuur 13).

25 Zodra het begin van een dergelijke reeks de uitgang Q11 van het schuifregister 70 bereikt wordt het uitgangspunt Vn van de NEN-poort 72 gelijk aan "0*. De detectiesignalen D0,.,.,D3 die op dat moment de lengte van de gedetekteerde reeks vertegenwoordigen worden in reactie op de 1-0 overgang aan de uitgang van de NEN-poort 72 in het buffer 75 30 geladen. (Het zij nogmaals opgemerkt dat de reeksen minimaal drie bitcellen lang zijn, zodat voor de bepaling van de detectiesignalen DO, ..., D3 de signaalwaarden op de uitgangen Q9 en Q10 van het register 70 van geen belang zijn, omdat deze altijd "1" zijn op het moment dat de voorkant van de reeks de Q11-uitgang bereikt.) De teller 76 wordt 35 eveneens in reactie op de 1-0 overgang aan de uitgang van de NEN-poort op nul gesteld. De adresgenerator 77 wordt dus in reactie op een detectie van een reeks bitcellen met de logische waarde "1" ingesteld op .880021 PHQ 88.006 14 een door de lengte van de gedetekteerde reeks bepaald beginadres. Dit beginadres geeft het eerste adres aan van een reeks opeenvolgende 8-bits geheugenplaatsen in het geheugen 78 .waarin het schrijfsignaal is opgeslagen voor het aanbrengen van een registratieteken met de met de 5 lengte van de gedetekteerde reeks overeenkomende lengte. In figuur 10 zijn de adressen van de geheugenplaatsen die voor de opslag van de schrijfsignalen Vs zijn geresererveerd weergegeven. Figuur 11 toont, bij wijze van voorbeeld, voor de schrijfsignalen Vs3, Vs7 en Vs11 de opeenvolgende bytes Si.j die het schrijfsignaal vertegenwoordigen, 10 waarbij i aangeeft tot welk schrijfsignaal de betreffende byte behoort en waarbij j het rangnummer van de byte in de reeks opeenvolgende bytes aangeeft. De geheugenplaatsen waarin geen schrijfsignalen zijn opgeslagen zijn geladen met bits met de waarde "0". Op de hiervoor beschreven wijze wordt dus na detectie van een reeks de geheugenplaats 15 waarin het eerste byte van het bijbehorende schrijfsignaal geadresseerd. Vervolgens wordt in reactie op een impulsen van het kloksignaal het door teller 76 geleverde gedeelte van het adres steeds met één verhoogd totdat een volgende reeks wordt gedekteerd of totdat de teller zijn eindstand "15" bereikt. Op deze wijze worden dus 20 steeds de opeenvolgende bytes die het gewenste schrijfsignaal Vs vertegenwoordigen vanuit het geheugen 78 in de parallel-serieel-omzetter 82 geladen en vervolgens omgezet in een reeks tweewaardige bitcellen die het schrijfsignaal Vs vormen. Met de hiervoor beschreven detectieschakeling 63 en de schrijfsignaalgenerator 65 kunnen bijzonder 25 eenvoudig de schrijfsignalen Vs optimaal aan het registratiemateriaal aangepast worden door aanpassing van de in het geheugen 78 opgeslagen schrijfsignalen Vs. De optimale schrijfsignalen kunnen voor elk type registratiedrager in het aanloopspoor 37 aangebracht worden in het daarvoor gereserveerd datablok 50 volgens het CD-ROM format. Figuur 12 30 toont, bij wijze van voorbeeld, de wijze waarop de bytes Si.j binnen het datablok 50 zijn gerangschikt. Bij de in figuur 12 getoonde rangschikking van de bytes Si.j is de volgorde van de bytes gelijk aan de volgorde waarin zij in het geheugen 78 dienen te worden opgeslagen.

Na het aan brengen van de registratiedrager 32 voert het 35 microcomputersysteem 40 het opstartprogramma uit, waarbij de lees/schrijfkop 30 tegenover het aanloopspoor 37 wordt gebracht en de in het aanloopspoor 37 opgeslagen informatie wordt uitgelezen. Daarbij * 8 8 0 02 2 3" s PHQ 88.006 15 detekteert het microcomputersysteem 40 aan de hand van de blokadressen het blokadres van het blok 50 waarin de schrijfsignalen Vs zijn opgeslagen en laad vervolgens het geheugen 78 met de in het gedetekteerde datablok 50 opgeslagen schrijfsignalen Vs via de 5 instelschakeling 66. Deze instelschakeling 66 is daartoe voorzien van een "tri-state" buffer 83 die de adresbus van het microcomputersysteem 40 verbindt met de adresingangen van geheugen 78 via de adresbus 80 en van een "tri-state" buffer 84 die de databus van het microcomputersyteem 40 verbindt met de dataingangen van het geheugen 78 via de bus 81.

10 Tijdens het laden van het geheugen 78 worden de buffers 83 en 84 geactiveerd door een van het computersysteem afkomstig selectiesignaal Ss. Het selectiesignaal Ss wordt tevens via een inverteerschakeling 85 toegevoerd aan buffer 79, waardoor de uitgangen van het tri-state buffer 78 hoogohmig gemaakt worden. Verder wordt nog een van het 15 microcomputersysteem 40 afkomstig schrijfsignaal Sw toegevoerd aan het geheugen 78 ten behoeve van het sturen van het laden van het geheugen 78. In de toevoerleiding van het laadsignaal Sw is een poortschakeling 86 opgenomen voor het onderbreken van het laadsignaal Sw zodra de buffers 83 en 84 niet meer door het selectiesignaal Ss worden 20 geactiveerd na het beëindigen van het laadproces van geheugen 78.

In de hiervoorbeschreven uitvoeringsvormen is de instelinformatie opgenomen in EFM-datablokken 50, welke in het aanloopspoor 37a zijn opgetekend. Echter ook het subcode Q-kanaalsignaal, van een EFM-signaal dat volgens de CD-standaard 25 samengesteld is, is bijzonder geschikt voor optekening van de instelinformatie. Dit Q-kanaalsignaal bestaat uit 98 bits in elk EFM-subcodeframe tezamen met de overige informatie zijn verweven.

In figuur 14 is het format van de 98 bij een subcodeframe behorende Q-kanaalbits weergegeven. De 98 bits zijn verdeeld over een 30 groep 100 van 2 bits, twee groepen 101, 102 van 4 bits, twee groepen 103 en 64 van 8 bits, groepen 65 van 56 bits en een groep 106 van 16 bits.

De bits van groep 60 worden gebruikt voor synchronisatie. De bits van groep 61 worden gebruikt als besturingsbits. In het aanloopspoor 37a vertonen de groepen 102 en 103 een unieke bitcombinatie "100" 35 (hexadecimaal}, die aangeeft dat het betreffende spoorgedeelte deel uitmaakt van het aanloopspoor 37a.

Door middel van 8 bits van groep 104 wordt de soort van .8800223 PHQ 88.006 16 informatie gekarakteriseerd die in de groep 105 is opgeslagen. Dit is meestal een spoornummer, dat een bepaald spoorgedeelte aanduidt, waarbij dan in groep 105 het adres van dit spoorgedeelte wordt aangegeven.

Met behulp van een unieke bitkombinatie, bijvoorbeeld FF 5 (hexadecimaal), wordt echter aangegeven dat de bits in de groep 105 informatie over de parameters van registratiedragers vertegenwoordigen. Een aantal van deze bits, bijvoorbeeld de drie meest significante van deelgroep 105f worden gebruikt om de instelinformatie op te slaan welke de gewenste schrijfsignaalvorm aangeeft. De andere bits van de groep 10 105f kunnen worden gebruikt om andere parameters aan te geven, bijvoorbeeld de gewenste schrijfintensiteit.

De besturingsinformatie betreffende de registratiedragerparameters kan eenvoudig bij de aftasting van het aanloopspoor 37a worden afgescheiden van de Q-kanaalbits die met behulp 15 van een gebruikelijke EFM-subcode demodulator uit het EFM-signaal teruggewonnen worden.

Figuur 15 toont een uitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding waarbij de instelinformatie uit het subcode Q-kanaalsignaal wordt teruggewonnen. In plaats van het datasignaal Vld 20 wordt het subcode Q-kanaalsignaal, dat met behulp van een in de leesschakeling 38 opgenomen subcodedemodulator 38a van een gebruikelijke soort uit het leessignaal VI wordt afgeleid, aan de interfaceschakeling 39 toegevoerd.

Figuur 16 toont een stroomdiagram voor het uit het Q-25 kanaalsignaal afscheiden van de besturingsinformatie. Dit programma wordt steeds uitgevoerd bij het opnieuw in bedrijf stellen van het registratiesysteem 10 na het verwisselen van de registratiedrager. In stap S71 wordt de lees/schrijfkop 30 onder besturing van het microcomputersysteem 40 tegenover het aanloopspoor 37a gepositioneerd, 30 met behulp van de motor 33 en de spindel 34. Vervolgens wordt het uitlezen van de in het aanloopspoor 37a opgetekende informatie in gang gezet.

In stap S72 wordt een blok van 98 bij elkaar horende Q-kanaalbits gelezen en in stap S73 wordt aan de hand van de door de 35 bits van groepen 102, 103 en 104 vastgesteld of er in groep 105f instelinformatie is opgeslagen. Zo ja, dan wordt in stap S75 de door de bits in groep 105f vertegenwoordigde informatie opgeslagen in een .8800223 PHQ 88.006 17 geheugen van het microcomputersysteem 40. Vervolgens wordt het programma vervolgd met stap S72, waarin dan een volgende blok van 98 Q-kanaalbits wordt ingelezen. Indien bij de uitvoering van stap S73 is gebleken dat geen parameterinformatie in blok 105f is opgeslagen dan wordt stap S73 5 gevolgd door stap S74, waarin aan de hand van de het ingelezen blok Q-kanaalbits wordt vastgesteld of het einde van het aanloopspoor 4a is bereikt. Zo nee, dan wordt het programma weer vervolgd met stap S72. Zo ja, dan wordt het programma beëindigd.

Ten behoeve van de instelling van de schrijfsignaalvormen 10 is het in figuur 15 getoonde systeem voorzien van een stuurschakeling 110 welke het EFM-gemoduleerde signaal Vi omzet in schrijfsignalen Vs met een door de instelinformatie bepaalde vorm. Ten behoeve van de instelling is de stuurschakeling 110 via een bus 111 en de interfaceschakeling 39 gekoppeld met het microcomputersysteem 40. De 15 stuurschakeling 110, welke verderop in detail zal wórden beschreven, wekt uit pulsen samengestelde schrijfsignalen Vs op welke aan een vermenigvuldigingsschakeling 112 wordt toegevoerd, waarin het schrijfsignaal wordt vermenigvuldigd met een aan de uitgang van digitaal-analoog-omzetter 113 aangeboden signaal, ten einde de gewenste 20 schrijfintensiteit van de stralingsbundel 31 in te stellen. De digitale ingangen van de digitaal-analoog-omzetter zijn via een bus 114 en de interfaceschakeling 39 met het microcomputersysteem 40 verbonden.

Het uitgangssignaal Vs' van de vermenigvuldigschakeling 112 wordt toegevoerd aan de lees/schrijfkop 30, die in reactie op de 25 pulsen aan de uitgang van de vermenigvuldiger de straligsimpulsen opwekt met een intensiteit die evenredig is met de sterkte van de aangeboden pulsen.

Figuur 17 toont een uitvoeringsvorm van de stuurschakeling 110 voor het omzetten van het signaal Vi in de 30 schrijfsignalen Vs. De stuurschakeling 110 omvat een tweetal parallel-serieel-omzetters 120 en 121 ter lengte van drie bit. De parallelingangen van omzetter 120 zijn verbonden met de uitgangen van een 3-kanaals-multiplexschakeling 122. Aan ingang a van de multiplexschakeling 122 wordt een bitcombinatie "000" aangeboden, 35 terwijl aan de ingangen b en c respektievelijk de bitcombinatie *001" en "010" worden aangeboden. De stuuringangen van de multiplexschakeling 122 zijn aangesloten op de bus 111, zodanig dat afhankelijk van de via de .6800223 PHQ 88.006 18 bus 111 aangeboden instelinformatie een van de bitcombinaties "000", "001" of "010" aan de parallelingangen van de parallel-serieel-omzetter 120 wordt toegevoerd.

Aan de parallelingangen van de parallel-serieel-omzetter 5 121 wordt de bitcombinatie *010" aangeboden. De parallel-laad-ingangen van de omzetters 120 en 121 worden gestuurd met het kloksignaal cl1 waarvan de frequentie gelijk is aan de bitfrequentie van het EFM-gemoduleerde signaal Vi. De klokingangen voor het serieel uitvoeren van de in de omzetters aanwezige bitcombinaties worden gestuurd met een 10 kloksignaal cl3 met een frequentie die gelijk is drie maal de bitfrequentie van het signaal Vi. De seriële uitgangen van de omzetters 120 en 131 worden toegevoerd naar respektievelijk een eerste en tweede ingang van een 3-kanaals-multiplexschakeling 123. Aan de derde ingang van de multiplexschakeling 123 wordt een logisch "0" signaal 15 toegevoerd. De multiplexschakeling 123 verbindt de uitgang 124 van de multiplexschakeling 123 met een van zijn ingangen in afhankelijkheid van de door een decodeerschakeling 128 aangeboden stuursignalen.

De ingangssignalen van de decodeerschakeling 128 worden afgeleid uit het signaal Vi. Daartoe is de stuurschakeling 110 voorzien 20 van een vertragingsschakeling 125, bijvoorbeeld een door het kloksignaal cl1 gestuurde flipflop, die het signaal Vi met een met een bitlengte overeenkomende tijd vertraagd. Het vertraagde signaal is aangeduid als Vi'. Met vertraagde signaal Vi' wordt via een inverteerschakeling 126 toegevoerd aan een ingang van een twee-ingangs EN-poort 127. Aan de 25 andere ingang van de EN-poort 127 wordt het signaal Vi toegevoerd, zodat het uitgangssignaal van de EN-poort 127 aangeeft of het bit van signaal Vi het eerste logische "1" bit van een reeks opeenvolgende logische "Γ-bits is.

Het uitgangssignaal van de EN-poort 127 en het signaal Vi 30 worden toegevoerd aan de ingangen van de decodeerschakeling 128, welke afhankelijk van de bitcombinatie die door de aangeboden signalen worden vertegenwoordigd de multiplexschakeling 123 zodanig stuurt dat de uitgang van omzetter 120 met de uitgang 124 wordt verbonden indien het uitgangssignaal van EN-poort 127 de logische waarde “Γ heeft, dat de 35 uitgang van omzetter 121 met uitgang 129 wordt verbonden indien het uitgangssignaal van EN-poort 117 de logische waarde "0" heeft en de logische waarde van het signaal Vi gelijk aan "Γ is, en dat de uitgang .8800223 I* Λ PHQ 88.006 19 129 set de ingang met het logische "0" signaal wordt verbonden indien de logische waarde van het signaal Vi gelijk aan “0" is.

De werking van het in figuur 14 getoonde systeem is als volgt. Zodra een signaal Vi opgetekend moet worden, wordt de 5 lees/schrijfkap 30 tegenover het spoorgedeelte gepositioneerd waarin optekening gewenst is.

Bovendien wordt de schrijfintensiteit door het microcomputersysteem 40 ingesteld op de gewenste waarde, door de digitaal-analoog-omzetter 113 te laden met een met de gewenste 10 schrijfintensiteit overeenkomende waarde welke in het geheugen van het microcomputersysteem 40 is opgeslagen, na het uitlezen van de instelinformatie uit het aanloopsignaal 37a. Verder wordt de instelschakeling 110 overeenkomstig de uitgelezen en in het geheugen opgeslagen instelinformatie ingesteld. Tenslotte worde de 15 lees/schrijfkop 30 in de schrijfmode gezet, waarna de optekening is aangevangen.

Bij de optekening wordt het signaal Vi omgezet in het signaal Vs. Daarbij worden de parallel-serieel-omzetters 120 en 131 telkens in reactie op een klokpuls van het kloksignaal cl1 met de 20 bitfrequentie van het signaal Vi met de op de parallelingangen aangeboden bitcombinaties geladen, en vervolgens wordt de inhoud van de omzettérs 110 en 111 synchroon met drie keer hogere klokfrequentie cl3 serieel uitgelezen. In het geval dat het eerste bit van signaal Vi met een logische waarde T van een reeks opeenvolgende logische "Γ bits 25 wordt aangeboden aan stuurschakeling 110 wordt het in dè parallel-serieel-omzetter 130 geladen bitpatroon via multiplexschakeling 123 doorgegeven als schrijfsignaal Vs. Dit is afhankelijk van de instelling van de stuurschakeling "000* (zie figuur 18a) "001* (zie figuur 19b) of "010* (zie figuur 18c). Voor de tweede en volgende logische "1* bits en 30 een reeks logische "1" bits van het signaal Vi wordt steeds het bitpatroon "010" uit serieel-parallel-omzetter 121 via multiplexschakeling 123 doorgegeven als schrijfsignaal, Voor elk logische "0" bit van het signaal Vi wordt het logische "0" signaal aan de ingang van de multiplexschakeling 133 doorgegeven.

35 In figuur 18 is voor de drie verschillende instellingen van de stuurschakeling 11 het schrijfsignaal aangegeven, waarbij het signaal Vsa het schrijfsignaal aangeeft voor het geval dat de "a"-ingang .8800223 *

J

PHQ 88.006 20 van multiplexschakeling 122 wordt geselekteerd. Het signaal Vsb geeft het schrijfsignaal aan voor het geval dat de “b"-ingang van de multiplexschakeling 122 is geselekteerd, en waarbij het signaal Vso het schrijfsignaal aangeeft voor het geval dat de "c"-ingang is 5 geselekteerd. De pulsen 20a en 20b vormen weer de voorlooppulsen ter compensatie van de optreden thermische effecten in de regelinstelling.

Het is in de praktijk gebleken dat met deze drie verschillende mogelijke schrijfsignaalvormen bij een zeer groot aantal verschillende beschrijfbare registratiedragers voor de thermische 10 effecten die tijdens de optekening optreden voldoende kan worden gecompenseerd.

In het hiervoorgaande is de uitvinding geïllustreerd aan de hand van registratie van EFM-signalen. De uitvinding is echter geenszins beperkt tot deze toepassing. Het zal voor de vakman duidelijk 15 zijn dat de uitvinding eveneens toepasbaar is bij registraties van andere type informatiesignalen, waarbij afhankelijk van het type registratiedrager andere schrijfsignalen vormen zijn gewenst.

. 8 8 0 02 23.

Claims (16)

1. Systeem voor het registreren van een informatiesignaal, omvattende een beschrijfbare, langs optisch weg uitleesbare registratiedrager en een registratieinrichting voor het op de registratiedrager aanbrengen van een patroon van registratietekens met 5 veranderde optische eigenschappen dat het informatiesignaal vertegenwoordigt, waartoe de registratieinrichting is voorzien van een stuurschakeling voor het overeenkomstig een bepaalde relatie omzetten van het informatiesignaal in een reeks opeenvolgende schrijfsignalen ten behoeve van het aanbrengen van de opeenvolgende registratietekens met de 10 veranderde optische eigenschappen, met het kenmerk, dat de registratiedrager is voorzien van uitleesbare instelinformatie die indicatief is voor de voor de betreffende registratiedrager gewenste schrijfsignaalvormen en dat de registratieinrichting is voorzien van een leesinrichting voor het uitlezen van de instelinformatie op de 15 registratiedrager in een tijdsinterval dat voorafgaat aan het registreren en een instelschakeling voor het, door aanpassing van de relatie tussen de schrijfsignalen en het informatiesignaal, instellen van de schrijfsignaalvormen overeenkomstig de uitgelezen instelinformatie.

2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schrijfsignalen worden gevormd door reeksen van pulsen voor het aanbrengen van registratietekens welke zijn samengesteld uit reeksen elkaar overlappende deelregistratietekens, waarbij de instelschakeling is ingericht voor het aanpassen van de reeksen van pulsen in 25 afhankelijkheid van de uitgelezen instelinformatie.

3. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de instelschakeling is ingericht voor het instellen van de patronen waarin de pulsen binnen de reeksen zijn gerangschikt.

4. Systeem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de 30 registratie-inrichting een optische schrijfkop omvat voor het in reactie op de pulsen van de pulsenreeks van de schrijfsignalen opwekken van stralingspulsen voor het aanbrengen van de deelregistratietekens, welke pulsenreeksen tenminste een voorlooppuls kunnen omvatten voor het opwekken van een voorverwarmingsstralingspuls voor het compenseren van 35 thermische effecten in de registratiedrager, waarbij de instelschakeling is ingericht voor het in afhankelijk van de de uitgelezen instelinformatie instellen van het aantal voorlooppulsen en de positie .8 8C 02 2 3 PHQ 88.006 22 van de voorlooppulsen ten opzichte van de overige pulsen.

5. Systeem volgens één der conclusies 1 tot en met 4 voor het registreren van een informatiesignaal, dat is samengesteld uit tweewaardige bitcellen met het kenmerk, dat de stuurschakeling is 5 voorzien van een detectieschakeling voor het detecteren van reeksen van bitcellen met eenzelfde eerste logische waarde en voor het afgeven van een detectiesignaal dat het aantal bitcellen van de gedekteerde reeks vertegenwoordigt en van een schrijfsignaalgenerator voor het in reactie op de detectiesignalen opwekken van de schrijfsignalen volgens een 10 ingestelde relatie tussen de schrijfsignalen en de detectiesignalen, waarbij de instelinformatie op de registratiedrager de voor de betreffende registratiedrager gewenste relatie tussen de schrijfsignalen en de detectiesignallen vertegenwoordigt, en waarbij de instelschakeling is ingericht voor het instellen van de relatie overeenkomstig de 15 uitgelezen instelinformatie.

6. Systeem volgens één der conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat de schrijfsignaalgenerator voorzien is van een geheugen voor het opslaan van verschillende schrijfsignalen en van middelen voor het in afhankelijkheid van het detectiesignaal afgeven van 20 een van de opgeslagen schrijfsignalen en dat de instelschakeling een schakeling omvat voor het laden van het geheugen met de schrijfsignalen overeenkomstig de uitgelezen instelinformatie.

7. Systeem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de instelinformatie op de registratiedrager de voor de betreffende 25 registratiedrager gewenste schrijfsignalen omvatten en dat de instelschakeling is ingericht voor het laden van het geheugen met de schrijfsignalen welke door de instelinformatie wordt omvat.

8. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de instelinformatie door middel van een 30 voorafaangebrachte informatiestruktuur is opgetekend in een voorafbepaald gedeelte van een volgspoor van de registratiedrager, waarbij registratie-inrichting is voorzien van besturingsmiddelen voor het voorafgaand aan de registratie bewerkstelligen van een uitlezing de instelinformatie uit het voorafbepaalde gebied van het volgspoor.

9. Systeem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het voorafbepaalde gebied wordt gevormd door een aanloopspoor dat aan het begin van het volgspoor is gelegen. . 880 02 23 PHQ 88.006 23

10. Systeem volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat in het voorafbepaalde gebied een standaard EFM-signaal, dat een subcode signaal omvat, is opgetekend, waarbij de instelinformatie in het Q-kanaalsignaal van het subcode signaal is opgenomen, waarbij de uitleesmiddelen zijn 5 voorzien van een EFM-subcode demodulator voor het terugwinnen van het Q-kanaalsignaal uit het uitgelezen EFM-signaal en van middelen voor het afscheiden van de instelinformatie uit het Q-kanaalsignaal.

11. Systeem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de plaats van de instelinformatie in het Q-kanaalsignaal wordt aangegeven 10 door een unieke bitcombinatie op voorafbepaalde bitposities, en waarbij de uitleesmiddelen detectiemiddelen omvatten voor het detecteren van de unieke bitcombinatie en voor het in reactie op de detectie van deze bitcombinatie afscheiden van de instelinformatie uit het Q-kanaalsignaal.

12. Registratie-inrichting voor toepassing in het systeem 15 volgens één der conclusies 1 tot en met 11.

13. Registratiedrager voor toepassing in het systeem volgens één der conclusies 1 tot en met 11.

14. Registratieinrichting voor het op een registratiedrager aanbrengen van een patroon van registratietekens met veranderde optische 20 eigenschappen dat een uit tweewaardige bitcellen samengesteld informatiesignaal vertegenwoordigd, waartoe de registratieinrichting is voorzien van een stuurschakeling voor het overeenkomstig een bepaalde relatie omzetten van het informatiesignaal in een reeks opeenvolgende schrijfsignalen ten behoeve van het aanbrengen van de opeenvolgende 25 registratietekens met de veranderde optische eigenschappen, met het kenmerk, dat de stuurschakeling is voorzien van een detectieschakeling voor het detecteren van reeksen van bitcellen met eenzelfde eerste logische waarde en voor het afgeven van een detectiesignaal dat het aantal bitcellen van de gedekteerde reeks vertegenwoordigd en van een 30 schrijfsignaalgenerator voor het in reactie op de detectiesignalen opwekken van de schrijfsignalen volgens een ingestelde relatie tussen de schrijfsignalen en de detectiesignalen

15. Registratieinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de schrijfsignaalgenerator voorzien is van een geheugen 35 voor het opslaan van verschillende schrijfsignalen en van middelen voor het in afhankelijkheid van het detectiesignaal afgeven van een van de opgeslagen schrijfsignalen. .8800223 PHQ 88.006 24

16. Registratieinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de registratieinrichting is voorzien van een instelschakeling voor het laden van het geheugen met de schrijfsignalen. .6800227